dinsdag 25 februari 2025

Een club waar je niet bij wil horen

 Een aardig iemand bij Van Oorschot stuurde me een boek over migraine, Nachtschade van Emma Laura Schouten. Mijn migrainebibliotheek is niet heel groot, veel boeken worden er niet over geschreven – wat eigenlijk raar is, dacht ik toen ik Nachtschade las; zo’n onbegrepen en tot de verbeelding sprekende aandoening! Ik herkende me niet alleen in Schoutens beschrijvingen van leven met migraine (de constante anticipatie en alertheid, steeds je oor te luister leggen bij je lijf: komt er weer iets aan? En als het zo ver is: het wachten, de eindeloze tijd.) maar ook in haar neiging een lijst aan te leggen van beroemde mensen die haar voorgingen. Schouten, die haar migraine Antaura noemt, naar de Griekse demon van de migraine, zoekt het ondermeer bij Sylvia Plath, Emily Dickinson, Virginia Woolf, Susan Sontag, Joan Didion en in het bijzonder de zeventiende-eeuwse filosofe Anne Finch Conway. De meeste namen staan ook op mijn lijst, maar in tegenstelling tot die van Schouten bevat mijn lijst ook mannennamen (Nietzsche. Van Gogh. Freud. Napoleon. John F. Kennedy. Julius Caesar. Elvis Presley.) Niet de minsten, zeg ik met een misplaatst gevoel van trots. Hoewel ik nu ook moet denken aan die uitspraak van Groucho Marx: Ik wil niet bij een club horen die mij als lid wil hebben.

 

Ik hou niet alleen een lijst bij van beroemde migrainelijers, ik spaar ook romanpersonages met migraine. Aanvankelijk uit ergernis; migrainepatiënten in boeken zijn meestal de personages waar je als lezer de minste affiniteit mee hebt. Het zijn zeurpieten. Aanstellers. Manipulators. Het lijkt alsof de migraine is toegevoegd om het personage nog onsympathieker neer te zetten, het is eerder een karaktereigenschap dan een ziekte. Gelukkig zijn er uitzonderingen. Zoals Emily, de moeder uit Boetekleed. Ian McEwan beschrijft haar ‘waakzame zintuigen’ als ze zich met migraine heeft teruggetrokken in de stille donkere slaapkamer als een ‘zesde zintuig’, ‘een bewustzijn dat als een tentakel uit de schemer kwam en zich door het huis bewoog, ongezien en alwetend.’

Ja, dacht ik toen ik het las, zo is het, je neemt niet langer deel aan het leven, je wordt een observator. Met zintuigen die extra gevoelig zijn. Een en al voelspriet.

 

In Prachtige wereld, waar ben je van Sally Rooney zitten twee migrainepatiënten. Simon en Eileen, die al hun hele leven vrienden zijn, hebben allebei migraine, waar ze pas over praten nadat ze voor het eerst seks met elkaar hebben gehad. Alsof het daarvoor te intiem was. Ze treden niet in detail, het is niet meer dan een mededeling die ze de ander doen. Juist doordat ze er zo weinig woorden aan vuilmaken wordt duidelijk dat ze weten waar de ander mee te maken heeft. Ze behoren allebei tot een club waar je liever niet bij hoort.

 

Er zijn mensen die zeggen dat Picasso aan migraine leed – kijk maar naar zijn zelfportretten. Onderzoeken zijn er zelfs naar gedaan, maar de uitkomst was altijd: geen migraine.

Er zijn mensen die beweren dat Alice in Wonderland een migraineaanval beschrijft –  en niet een drugstrip, zoals in de sixties gretig werd beweerd (Grace Slick, I’m talking to you). Lewis Caroll stond niet bekend als een gebruiker van opiaten. Wel leed hij aan ernstige hoofdpijnen die gepaard gingen met gevoelens van desoriëntatie, verwardheid en visuele waarnemingen die doen denken aan het ‘flikkerscotoom’ dat sommige migrainepatiënten ervaren voorafgaand aan de hoofdpijn: vlekken, lichtflitsen of gedeeltelijke beelduitval. Bij kinderen gaat dit soms nog veel verder, die kunnen kleine dingen als groot ervaren en grote dingen als klein, waaronder hun eigen lichaam of delen van hun lichaam. Dit staat bekend als het Syndroom van Alice in Wonderland.  

 

Ik bezit een boekje met de opwekkende titel Migraine als muze, waarin neuroloog Joost Haan en onderzoeker ethiek en fictie Frans Meulenberg fragmenten uit de literatuur verzamelden waarin migraine een rol speelt. Eén hoofdstuk is gewijd aan De avonturen van Alice in Wonderland & Spiegelland. Alice haar avontuur begint als ze op een zomerdag in de tuin zit en last heeft van de warmte (ook mijn aanvallen worden vaak getriggerd door warmte en/of schel zonlicht). Vervolgens krijgt ze last van vreemde visuele waarnemingen, spraakstoornissen, overgevoeligheid voor geluid en extreme vermoeidheid. Allemaal zaken die ik ken. Dingen verdwijnen of verschijnen plotseling, zoals de (glimlach van de) Cheshire cat, ze ervaart dat haar hals plots heel lang is, ze kan haar handen opeens niet meer zien, en ze ziet iets dat zou kunnen doorgaan voor een flikkerscotoom: de witte koningin die verandert in een breiend schaap waarvan de breinaalden alsmaar toenemen.

 

Toch achten Haan en Meulenberg het niet heel waarschijnlijk dat Carroll een migraineaanval beschreef; nergens in het boek wordt melding gemaakt van het belangrijkste symptoom van migraine: hoofdpijn.

Ik weet niet of ik het daar helemaal mee eens ben. De Hartenkoningin? Haar verlangen om jan en alleman, inclusief Alice, te laten onthoofden? Off with her head! Dat heb ik ook vaak gedacht, verlos me van die kop!

Maar ik geef toe dat het wat vergezocht is. Misschien is het met migrainepatiënten net als met vrouwen die als ze zwanger zijn opeens overal zwangere vrouwen zien. Ik blijf niettemin stug mensen en fragmenten verzamelen. Zo lang ik veroordeeld ben tot die club waar ik niet bij wil horen biedt het in ieder geval troost te weten dat er ook machtige en iconische mensen bij die club zaten, dat zelfs zij er niet aan ontkwamen.


vrijdag 18 oktober 2024

Piekepokkets

 Op vrijdagmorgen om 10:03 zag ik in de metro van Rome drie zakkenrollers. Het regende, of wat de Italianen regen noemen, en alle metrowagons waren stampvol. Bij sommige deuren kon je niet meer instappen, zo vol was het. De mensen stonden stijf tegen elkaar aan en keken gelaten naar de openstaande deur, naar de ruimte die daar achter lag, het brede perron en de suggestie van daglicht daarboven, van frisse lucht. Niemand bewoog, niemand sprak. Ik perste me door de muur van klam vlees naar binnen. Drie jonge vrouwen stonden samengeklonterd bij de deur. Ze weken geen millimeter. Meteen moest ik denken aan de vrouw uit de Instagramfilmpjes, een bezorgde inwoonster van Venetië, die als ze op drukke toeristische plekken zakkenrollers ontwaart begint te schreeuwen. ‘Attenzione! Borseggiatrici! Piekepokkets!’ Drie woorden, telkens opnieuw. Dat ik weet dat borseggiatrici zakkenrollers zijn komt door haar, die vrouw uit Venetië.

Ik ging het account volgen. Het had iets heel bevredigends om de filmpjes te zien, ik zou zelfs willen zeggen: iets geruststellends. Soms zag je de roepende Venitiaanse even in beeld, dat waren magische momenten. Ze was van middelbare leeftijd en had kort blond geverfd haar. Not all hero’s wear capes, wil ik maar zeggen.

De zakkenrollers waren zonder uitzondering jonge vrouwen die gekleed gingen als toerist, iets waar ik hevig verontwaardigd over was. Het zegt misschien iets over mijn naïviteit dat ik me juist dáár druk over maakte.
Ook in andere Italiaanse steden werden nu dit soort filmpjes gemaakt en gepost. Soms liep er iemand met een telefoon achter de vrouwen aan, terwijl onder het filmpje de stem van de middelbare blonde vrouw uit Venetië was gemonteerd. ‘Attenzione! Borseggiatrice! Piekepokkets!’ Als de zakkenrolsters merkten dat hun identiteit was onthuld, draaiden ze onmiddellijk hun gezicht weg en ze maakten zich uit de voeten, alle drie een andere richting op. Als de filmer achter ze aanging begonnen ze te rennen of te slaan. Buiten beeld bleef de vrouw uit Venetië onvermoeibaar roepen. ‘Attenzione! Borseggiatrice!’

Het zijn Roemenen, begreep ik, bendes. In de volgepakte metro bestudeerde ik de gezichten van de drie vrouwen bij de ingang. Een van de drie zag me kijken. Ze keek terug, wendde haar blik af, keek weer terug. Ik bleef haar strak aankijken, mijn hand op mijn tas, klaar om me bij het snelgroeiende leger van middelbare vrouwen met kort geverfd haar te voegen en boven iedereen uit ‘Attenzione borseggiatrici!’ te roepen. Maar bij station Termini stapten ze uit, alle drie. Ik overwoog nog even om achter ze aan te gaan, maar het regende. Althans, wat de Italianen regen noemen.


donderdag 19 september 2024

Flessenpost

Voor de serie Flessenpost van het Vlaamse blog Aanlegplaats schreef ik een brief aan Gerbrand Bakker, die eerder een brief aan mij schreef. 


Lieve Gerb,

Om maar meteen je vraag te beantwoorden: ik ben hier! (Hier, hier… hier…), in de echoput van ons gezamenlijk verleden. Zojuist liep ik langs de Weespertrekvaart na te denken over wat ik je zou gaan schrijven en toen kwam je me tegemoet fietsen. Nou ja zeg, ook toevallig. Dat wilde ik tegen je zeggen. Maar toen je dichterbij kwam was je het niet, je leek niet eens op jezelf. Het deed me denken aan een gebeurtenis van een paar jaar geleden. Ik had afgesproken met Gerard van Emmerik in café Wildschut. Ik had gezwommen, mijn ogen prikten van het chloor en de verlichting in Wildschut was gedempt. Los daarvan had ik gewoon een bril nodig. Ik liep halfblind de zaak in, een man aan een tafeltje veerde op en ik liep lachend op hem af. Pas toen er nog maar twee meter tussen ons in zat zag ik dat het Gerard niet was. Maar ik bleef op hem af lopen, ik wist niet wat ik anders moest doen. De man stak zijn hand uit en ik schudde hem. Maar je bent het niet, zei ik. De blik van de man werd onzeker, alsof hij zelf nu ook begon te twijfelen aan wie hij was. Gelukkig kwam op dat moment Gerard binnen. Hij lijkt niet eens op me, zei die toen ik het hem vertelde.

Ik lijk ook niet meer zo op wie ik was in de tijd van Schrijvers op elkaar. Waarom heette die club eigenlijk zo? Omdat we allemaal op elkaar waren? Dat was wel een beetje zo, hè, we waren dol op elkaar, al heel snel waren we een cluppie. 

Dat ik Jan van Mersbergen sentimenteel zou hebben genoemd, zoals jij schrijft, kan ik me niet herinneren, maar het is heel goed mogelijk, dat soort dingen zeiden we tegen elkaar. Over schrijven ging het zelden, dat hoefde ook niet, we hoefden elkaar niets uit te leggen. Met een kleine afvaardiging trokken we naar Wieringerwaard, waar jij je nieuwe boek presenteerde. Het officiële gedeelte in het huis van je ouders, daarna met z’n allen eten in een grote schuur met lange tafels waar – in mijn herinnering, en als het niet zo was: vergeef me mijn romantische blik – roodgeblokte kleden overheen lagen. Een wereld die ik niet kende, waar jij ons had uitgenodigd. Buren, familie plus een samengeraapt zooitje uit Amsterdam. 
Er waren altijd boekpresentaties, feestjes, borrels waar we elkaar tegenkwamen. Eigenlijk waren we een mobiele stamkroeg met z’n allen. Man, wat ging er een drank doorheen. Dat was toen al een probleem. Hadden jullie de dag erna gewoon een kater, ik had een kater plus migraine. Toen ik uit de binnenstad verhuisde, naar de rustige kant van de Amstel, bleef ik steeds vaker thuis. Mijn kop trok het niet meer.

Er kwam een eetgroep, meerdere eetgroepen, ik weet het ook niet meer – en ik dronk amper, kun je nagaan. Ik herinner me wel een of twee etentjes bij jou thuis, in de Gerbrand Bakker-straat – onder het straatnaambord met je naam erop. Die straat bestaat, in Groningen, ik heb het opgezocht. Jij was de enige die we kenden naar wie een straat was genoemd. Ik geloof niet dat een van ons daar ooit iets over heeft gezegd, we deden alsof dat doodnormaal was, alsof onze hele vrienden- en kennissenkring bestond uit mensen naar wie straten waren genoemd. We waren goed in downplayen, uit ongemak misschien, of uit schaamte over het uitblijven van ons eigen succes. Jij was onze beroemde schrijver. Heel lang was er iets dat je niet mocht vertellen, iets dat niemand mocht weten, we mochten alleen weten dat er iets was dat je niet mocht vertellen. Je had de International IMPAC Dublin Literary Award gewonnen voor Boven is het stil en dat wist je al maanden voordat het nieuws naar buiten werd gebracht. Wat een marteling. Ik zou gek zijn geworden, willekeurige voorbijgangers hebben aangeklampt, ’s nachts mijn hoofd uit het raam hebben gestoken om het naar de lege straat te schreeuwen. Maar jij was zeer beheerst. Of leek dat maar zo?

Hoe dan ook, genoeg over het verleden. We kunnen elkaar natuurlijk tot in de eeuwigheid flessenpost blijven sturen, ook leuk, maar we kunnen ook gewoon weer eens afspreken. Overdag met een kopje thee en een taartje om het te vieren. Schrijversborrel 2.0. 

XM 

Gerbrands brief aan mij staat HIER


zondag 15 september 2024

Nog even over schaarste

Afgelopen maand werd de 18 miljoenste Nederlander geboren. Er is niet veel dat we van hem weten, maar wat we wél weten is dat hij of zij een kans heeft van 1 op 18 om in armoede op te groeien. Armoede is een snelgroeiend probleem, ondanks dat de politiek armoedebestrijding de laatste jaren hoog op de agenda heeft staan. Misschien komt het doordat armoede hoofdzakelijk wordt gezien als een financieel probleem en de oplossing ook in die hoek wordt gezocht. Maar armoede is méér dan alleen te weinig geld hebben. Armoede legt zoveel beslag op iemands cognitieve vermogens, dat diegene minder ruimte in zijn hoofd overhoudt voor andere zaken. Het is een langdurige vorm van stress, en iedereen die wel eens heel gestrest is geweest weet hoe moeilijk het op zo’n moment is om je hoofd erbij te houden; je bent snel afgeleid, je vergeet dingen, je reageert impulsiever en gaat fouten maken. Mensen die in armoede leven ervaren dit de hele dag door. Niet alleen zorgt dit ervoor dat ze niet uit de armoede kunnen komen, het maakt ze ook vatbaarder voor andere vormen van schaarste. Voor wie langere tijd met tekorten leeft, met te weinig geld, te weinig tijd, geen werk, geen woning, geen vrienden of gezondheidsproblemen, wordt het steeds moeilijker er nog uit te komen, want schaarste leidt tot gedrag dat voor meer schaarste zorgt. Zo worden arme mensen niet alleen dommer (gemiddeld leveren ze 13 IQ-punten in), ze lopen ook een groter risico op obesitas. Mensen met te weinig geld eten doorgaans minder gezond, ze maken als gevolg van een overbelast brein en een klein budget minder verstandige voedselkeuzes, maar ze hebben ook meer van het stresshormoon cortisol in hun bloed. Cortisol veroorzaakt een grotere behoefte aan calorierijk voedsel: suiker en vet dempen de stresshormonen en activeren het beloningssysteem, je gaat je er onmiddellijk beter van voelen. 

Ook eenzame mensen hebben vaak hogere cortisolwaarden, wat kan leiden tot verhoogde waakzaamheid voor sociale dreiging, waardoor ze de wereld om hen heen op een steeds negatievere manier gaan ervaren, met als gevolg dat ze zich nog meer gaan terugtrekken. Hun afnemende vertrouwen in mensen en instanties kan ervoor zorgen dat ze minder snel hulp vragen bij psychische of medische klachten of bij financiële problemen, met alle gevolgen van dien. Hetzelfde geldt voor mensen met de laagste inkomens, ook zij zijn minder geneigd anderen te vertrouwen en ze gaan minder vaak naar de dokter. Bijna tien procent van de Nederlanders stelt bovendien behandelingen uit of zoekt helemaal geen medische hulp om geld uit te sparen. Dat is verontrustend, want juist arme en eenzame mensen lopen als gevolg van de langdurige stress grotere gezondheidsrisico’s. Bij mensen die dag in dag uit met stress leven kan het immuunsysteem verzwakt raken, wat iemand vatbaarder maakt voor virussen, bacteriën en parasieten. Er ontstaat een vergroot risico op hartaanvallen en hart- en vaatziekten en de insulineproductie raakt verstoord, met het risico op diabetes. Chronische stress kan ook een rol spelen in het ontwikkelen van depressies en de kans op dementie verhogen. Alles bij elkaar heeft dit tot gevolg dat arme mensen zevenenhalf jaar korter leven dan rijkere mensen en vijftien jaar korter in goede gezondheid. Dit maakt arm zijn dodelijker dan roken. 

Inmiddels leeft een miljoen mensen in Nederland in armoede en heeft de helft van alle Nederlandse volwassenen overgewicht, vijftien procent heeft zelfs ernstig overgewicht. Ook eenzaamheid rukt op: veertien procent van de Nederlanders boven de achttien geeft aan ‘sterk eenzaam’ te zijn, vierendertig procent is ‘matig eenzaam’. Uit onderzoeken komt naar voren dat eenzaamheid net zo schadelijk is als alcoholisme. Dit zijn zaken waar niet alleen de mensen die er direct mee te maken hebben last van hebben, de hele samenleving lijdt eronder; hoe meer ongelijkheid er is in een samenleving, hoe lager de levensverwachting, hoe meer chronische ziekten en psychische problemen, hoe meer obesitas en hoe meer criminaliteit en geweld, niet alleen onder arme mensen, óók onder rijke mensen. Het terugdringen van armoede, eenzaamheid, obesitas en andere vormen van schaarste is dus in ons aller belang.