maandag 18 september 2017

Escape

Op het smalle pad langs de gracht waarachter de hoge muur staat die ontsnapte gevangenen eerst nog moesten zien te bedwingen, staan twee toeristen. Ze hebben grote koffers bij zich en kijken vertwijfeld naar de torens van de voormalige bajes. Er is onlangs een hotel geopend, maar niemand weet waar de ingang is, zal de medewerkster van het Tijdelijk Museum ons even later vertellen. ‘Je moet een nummer bellen en dan komen ze je ophalen.’ Er is ook een escape room, maar ze weet niet waar.
We kopen een kaartje voor het museum. Dit is mijn derde bezoek. In de voormalige spreekkamers, die nog het meest doen denken aan kelderboxen, exposeren kunstenaars. Niemand komt hier voor de kunst. De kunst is slechts een excuus, iedereen komt voor de bajes.

‘Ik kom hier elke dag,’ zegt een aanwezige kunstenaar, ‘maar ik snap nog steeds niet hoe dit gebouw in elkaar zit. Het is zo ontworpen dat als iemand ervandoor ging, hij niet de weg naar buiten kon vinden.’
We komen langs een glazen bewakingshok waarin twintig stoelen staan opgesteld, alsof er aan de andere kant van het glas, waar wij lopen, een voorstelling te zien is.
Ik moet denken aan het vuurwerk. Toen ik hier net in de buurt woonde, hoorde ik ’s avonds soms knallen. Dan werd er op de hoek van de straat vuurwerk afgestoken door mensen die riepen en zwaaiden naar de witte torens. Misschien was er daarbinnen iemand jarig, of moest er iemand worden opgebeurd.
‘Fleur Agema van de PVV,’ zegt mijn vriendin. ‘Die heeft architectuur gestudeerd aan de kunstacademie. Weet je wat haar master was?'
Ik schud mijn hoofd.
‘Een ontwerp voor een gevangenis.’
‘Rita Verdonk,’ zeg ik. ‘Die was gevangenisdirecteur.’
‘Het ruikt hier raar,’ zegt mijn vriendin.

We duwen een deur open. Plotseling staan we in het AZC. Er is geen mens te zien. De klaslokalen zijn leeg. De gezamenlijke huiskamer is leeg. Er ligt speelgoed, er staat een klein schoolbord dat is schoongeveegd. Tafels, stoelen, luie banken, verder: niemand, leeg.
Wie verzint dit, om vluchtelingen te huisvesten in een gevangenis? (‘Het is geen echte gevangenis, hoor. Prison, but no prison,’ je hoort het ze zeggen tegen de nieuwe buslading mensen die arriveert, al hun bezittingen in één Lidl-tas.)

We lopen in cirkels. Daar is de kunstenaar weer die zei dat ze nog steeds niet begrijpt hoe dit gebouw in elkaar zit. We moeten de pijlen op de vloer volgen, zegt ze. We volgen de pijlen en dan bevinden we ons opeens in een verduisterde gang die leidt naar een onverlicht trappenhuis. Onderaan de trap is een halletje, een deur, en dan staan we in een soort lobby. Door het glas heen zien we mensen die buiten in de zon koffie drinken. We duwen de deurkruk naar beneden. Hij geeft niet mee. De deur zit op slot. We kijken naar de mensen, ze zien ons niet. Terug het donker in, er zit niks anders op. Over de trappen die zo zijn ontworpen dat je er niet vanaf kunt hollen, ze zijn te steil en de afstand tussen de treden is te groot – dat is me een vorige keer door iemand verteld. Op goed geluk trekken we een deur open. Daar is onze kunstenaar weer. Ze lacht naar ons. In de cel waarin ze haar werk tentoonstelt zit een kind op een stoel met zijn veel te korte benen te zwaaien. Naast hem ligt een zakje krentenbollen.
Hij weet nog niet dat hij hier nooit meer uit komt.