woensdag 21 juni 2017

Parallel

Ik heb een appje gestuurd naar iemand die ik jaren niet heb gesproken. Zijn nummer stond al die tijd nog in mijn telefoon en ik kan hem gewoon appen, iets wat ik wonderlijk vind, maar nog veel wonderlijker is het dat hij gewoon terug appt.
En dan denk ik: stel dat hij het niet is, dat het nummer nu aan iemand anders toebehoort, dat ik die ander een bericht heb gestuurd en die denkt: ken ik niet, lamaar. Wat ik op een of andere manier een veel logischer gevolg vind. Zo is het waarschijnlijk ook echt gegaan, maar ik zit al in een parallelle wereld waarin ik ben terugge’appt. Ik maak een afspraak om samen naar het verjaardagsfeest van een oude vriend te gaan, alleen is het niet waar, het gebeurt alleen in mijn hoofd. In werkelijkheid zit ik thuis op de bank te wachten op een bericht terug. Ik anticipeer op wat komen gaat, maar weet nog niet dat er niks zal gebeuren.

De volgende dag gebeurt het weer. Ik fiets naar Scheltema, maar mag mijn fiets er niet voor de deur zetten omdat het is afgezet, ik moet mijn fiets in de straat erachter zetten. Er staat een vrachtwagen met een open klep waar fietsen in geladen worden. Die hadden niet geluisterd. En ik zet mijn fiets ergens anders neer.
Ik zit alweer thuis op de bank als ik denk: o jee, straks hebben ze mijn fiets tóch in de vrachtwagen geladen. Terwijl ik net naar huis ben gereden op die fiets, die fiets in de fietsenstalling heb gezet en hem daar op slot heb gezet, de sleutel ligt naast me op tafel – kijk, ik kan hem zo beetpakken.
Tegelijkertijd komt de gedachte van mijn fiets in de vrachtwagen me helemaal niet onrealistisch voor.

Een déja vu, las ik eens, is niets meer dan je hersenen die je de verkeerde volgorde van zaken voorspiegelen. Je hebt het nog niet gezien, je bent er nog niet geweest, je bent er nú en ziet het op dit moment pas. Maar je hersenen draaien het om.

Hoe het verschijnsel van de parallelle wereld heet, weet ik niet. Grote fantasie, waarschijnlijk.


dinsdag 13 juni 2017

Afkicken

Ooit was ik verslaafd. Niet aan alcohol of drugs, en ook niet aan seks of gamen, maar aan triptanen. Jarenlang slikte ik ze onbeperkt. En dat was nu een probleem geworden. Ik kon niet meer zonder. Mijn lichaam begon erom te vragen op de enige manier die het kende, door migraine te krijgen. Er was maar één oplossing: ontgiften. Afkicken. Drie maanden lang. ‘Je gaat me nog vervloeken,’ zei de neuroloog wiens idee het was.

Ik ging naar huis en vertelde het mijn vriend. Hij pakte mijn hand. ‘Ik ben er voor je,’ zei hij, ‘we zijn een team, we doen dit samen.’
Een paar dagen later kreeg ik migraine. Ik nam niks. Ik kroop in bed en lag de aanval uit. Ik stelde me de migraine voor als een monster waartegen ik vocht. Kom maar op, zei ik. Ik kon het aan.
Het monster verdween, maar keerde al snel terug. Zes weken lang had ik bijna dagelijks migraine, de ergste die ik ooit had gehad. Mijn wereld vernauwde zich tot de donkere slaapkamer waar ik bijna al mijn tijd doorbracht. Het monster was woedend en verslond me met huid en haar. Er bleef niets van me over, ik kon niet werken en zag niemand meer, alleen mijn vriend, die al zijn vrije tijd voor me opofferde. Als hij voor zichzelf een maaltje kookte klaagde ik over een misselijkmakende stank. Als hij werd gebeld vroeg ik of het wat zachter kon. Als hij een grapje maakte begon ik te huilen. Lang bleef hij begripvol, deed hij alles wat hij kon. Toen begon hij te verdwijnen. ‘Ik ga even boodschappen doen,’ zei hij dan, waarna hij een halve dag wegbleef. Als hij terugkwam had hij nieuwe kleren voor zichzelf gekocht, een boek of een cd. Van ons team was niet veel over.

En net toen ik dacht dat het nooit meer over zou gaan, dat dit mijn leven was, begon de migraine af te nemen. Drie maanden na het begin was ik ‘clean’. Ik had nog wel aanvallen, maar niet meer zo vaak en niet zo hevig. En het goede nieuws was dat ik dan weer triptanen mocht gebruiken, zij het met mate. Ik had de neuroloog vervloekt, was zeven kilo afgevallen en had diepe groeven in mijn gezicht, maar ik had het monster verslagen.
De relatie overleefde het niet.

(Column in tijdschrift Hoofdzaken).