dinsdag 14 februari 2017

Prijs

Ik had meegedaan aan een prijsvraag waarmee je kaartjes voor een film kon winnen. Ik wilde graag naar die film, maar het antwoord op de prijsvraag wist ik niet, dat kon je alleen weten als je de film had gezien. Ik probeerde het te googelen, maar werd daar niet veel wijzer van. Uiteindelijk verzon ik een antwoord, een beetje een vaag antwoord waarmee je alle kanten op kon. Twee maanden later kreeg ik bericht: ik had gewonnen. De hoofdprijs nog wel, een dvd-pakket. Maar ik wilde helemaal geen dvd-pakket, ik wilde kaartjes voor de film. Dat kon ik natuurlijk niet zeggen, dat zou ondankbaar staan.

Ik moest de prijs binnen twee weken ophalen. Dat zou er natuurlijk nooit van komen, ik kwam niet vaak in die buurt. Maar twee dagen later had ik onverwacht een afspraak twee deuren ernaast. Ik ging wat eerder van huis en nam een tas mee. De deur van de bioscoop was nog dicht toen ik er aankwam. Ik keek door het glas naar binnen. Achter de bar was een jongen bezig. Ik wachtte tot hij me zag. De afstand was te groot om iets naar hem te roepen, dus keek ik hem alleen maar aan. Hij keek terug. Secondelang bleven we elkaar aankijken. Ik zou kunnen zwaaien, maar dat vond ik onzin, hij had me al gezien.
Tenslotte kwam hij naar me toe. ‘We zijn nog niet open!’ riep hij vanaf de andere kant van het glas.
‘Ik kom alleen iets ophalen!’ riep ik terug.
‘Heeft u met iemand afgesproken?’
‘Nee, ik heb een wedstrijd gewonnen!’
‘Heeft u met iemand afgesproken?’ riep hij nogmaals.
‘Nee! Ik heb iets gewonnen!’ schreeuwde ik. ‘Ik kom mijn prijs ophalen!’ Het glas besloeg.
De jongen bleef me aankijken. ‘We gaan pas over een kwartier open,’ riep hij tenslotte.
Ik riep dat ik dan later wel terug zou komen.

Ik liep de straat uit naar de gracht. Aan de overkant stond het huis waar ik tijdens mijn huwelijk had gewoond.
Ik vind jou helemaal geen type om getrouwd te zijn, zeggen mensen wel eens tegen me. Mensen denken vaak van alles over je zonder iets te weten. Waarschijnlijk vinden ze dat geruststellend.

Ik dacht aan mijn oude huis. Het was het mooiste huis waar ik ooit had gewoond. Een lot uit de loterij. Ik had er nooit een foto van gemaakt. Daar denk je niet aan als je ergens woont. Foto's zijn voor herinneringen en van sommige dingen denk je dat ze blijvend zijn.
Ik stak de brug over en tastte in mijn jaszak naar mijn telefoon. Het huis waar ik gewoond had zit in hetzelfde pand als een homosauna. Naast de sauna zelf huisvestte het destijds het kantoor van de homosauna, een homowasserette en een homokapsalon die tevens homobarbiepoppen verkocht. Er werkte één hetero, de klusjesman, die ik ongelofelijk sexy vond. Jaren later, toen ik allang ergens anders woonde, kwam ik hem nog eens tegen op straat. Ik begreep toen dat ik hem alleen sexy had gevonden omdat ik een slecht huwelijk had.
Zo gaan die dingen.

Ik haalde mijn telefoon uit mijn zak. Ik durfde niet pal voor het pand te gaan staan. Ik ging achter een boom staan en keek naar mijn oude huis. Ik kende het nog, maar het voelde niet vertrouwd, wat me verbaasde. Ik ben er heel lang met een grote boog omheen gelopen omdat het zo pijn deed dat het niet meer mijn huis was.

Toen ik terugliep naar de bioscoop stond de jongen voor de deur te roken. We maakten al van verre oogcontact. Onze ogen lieten niet los. Om het oogcontact te kunnen verbreken deed ik alsof ik iets in mijn tas zocht. Toen ik opkeek pakten we het oogcontact weer op, tegen wil en dank, omdat er niks anders was om naar te kijken, of misschien gewoon uit nieuwsgierigheid.
Ik dacht dat hij naar binnen zou gaan om de prijs voor me te halen, maar dat deed hij niet. Toen ik op een paar meter van hem was verwijderd, glimlachten we onwillig naar elkaar en keken weg.
‘Tot zo,’ mompelde hij, maar ik was hem al voorbij.