woensdag 26 oktober 2016

Besmet

‘Alles ziet er prima uit,’ zei de arts. Ze verwijderde de metalen klem en ik sloot mijn benen. Daar was ik weer voor vijf jaar vanaf.
Toen kwam het telefoontje. Er waren afwijkende cellen gevonden. ‘Dat betekent niet dat je baarmoederhalskanker hebt,’ zei de assistente.
Ik schoot meteen in de plaatsvervangende geruststelmodus. ‘Nee, natuurlijk niet.’
‘Nee,’ zei ze, ‘maar mogelijk ben je wel besmet met het HPV-virus.’
Ik hing op en googlede de afwijkende cellen en het virus. Het is beschamend hoe weinig ik soms weet van mijn lichaam en wat het kan overkomen. Ik las dat er bij vrijwel alle vrouwen wel eens afwijkende cellen worden gespot, en dat luchtte me op. Ik las ook dat de cellen in vele gradaties komen, en dat die van mij niet zoveel voorstelden.
Toen las ik wat ik al die tijd al had geweten, maar blijkbaar bewust had genegeerd: het HPV-virus werd overgebracht door seksueel contact.
Ik hoefde mijn contacten van de afgelopen vijf jaar niet na te gaan, ik wist onmiddellijk wie hier verantwoordelijk voor was.
De zwembadman. Die goorlap.
Hij kwam naast me zwemmen en zei wat hij allemaal met me zou willen doen. Maar toen ik hem uiteindelijk zijn gang liet gaan, bakte hij er niks van.
Soms kunnen verlangens beter verlangens blijven.
Dat zei ik niet, natuurlijk. Ik gedroeg me net als vroeger, als mijn oma rode kool met stoofvlees voor me had gemaakt; ik at netjes mijn bord leeg en zei: mmm, dat was lekker. (Waarna ik nog een portie kreeg.)

De ex met wie hij een huis deelde omdat hij nog niks anders had gevonden, bleek gewoon zijn vriendin te zijn. En er was ook een kind. Het was alsof hij vond dat hij er recht op had, op alles en nog een beetje meer.
‘Kun je niet ergens anders gaan zwemmen?’ vroeg een vriendin.

Een paar dagen na het telefoontje van de doktersassistente krijg ik een brief. Met het verzoek een afspraak te maken voor een nieuw uitstrijkje.
Dat is mijn straf. Omdat ik met vreemde mannen mee ga.
Maar misschien was hij het helemaal niet.
Misschien ben ik het niet.


maandag 24 oktober 2016

Herfst

Het was zondagmiddag en de zon scheen, dus ging ik naar het park. Het was drukker dan op al die zomerdagen waarop het boven de 25 graden was geweest, het hele fietsenrek stond vol. Ik was nog maar net binnen of er kwam een vrouw op me af met een soort sandwichbord van geplastificeerde A4’tjes omgehangen. Ik was nieuwsgierig naar wat er op stond, maar durfde niet haar kant op te kijken. Dan zou ze naar me toekomen, wist ik, en vragen of ik wist wat de Japanners deden met dolfijnen, of de Iraakse regering met gevangenen van wie de jongste soms nog maar acht jaar oud waren. Als antwoord zou ze met een scherpe vinger naar de foto’s op haar borst wijzen. Alsof het mijn schuld was.
Dus dook ik snel een zijpad in. Het was een prachtige herfstdag, de zon tekende vlekken op het pad en ik probeerde niet te denken aan wat de Japanners deden met dolfijnen.
Toen ik na een uurtje weer richting mijn fiets liep, zag ik een bejaard echtpaar met een klein bleek jongetje dat de hand van de bejaarde vrouw vasthield. Niet zoals hij de hand van zijn moeder zou vasthouden, maar alsof die hand hem was opgedrongen. De oude mensen liepen langzaam, en hij probeerde krampachtig zijn tempo aan te passen. Ze wilden net het pad naar de kinderboerderij inslaan toen er een vrouw met een sandwichbord opdook die ze de weg versperde. Ik ving het woord ‘beesten’op.
‘Kijk, dit is leuk voor je,’ hoorde ik de bejaarde vrouw tegen het jongetje zeggen.
Angstig keek hij naar de geplastificeerde A4’tjes. Hij had spierwit haar. Ik passeerde ze en wierp een blik op de foto’s. Eikels en kastanjes met pootjes van satéprikkers. Sommige hadden opgeplakte oogjes.

zondag 16 oktober 2016

Gras

Ik kocht een grasdoos voor de poes. Dat is precies wat je denkt dat het is: een stuk grasmat in een kartonnen doos. Maar dan heel duur en alleen op internet te koop. Het is eigenlijk voor honden die buiten moeten leren poepen. Puppy's. Maar je kunt er ook een konijn in zetten of een poes die niet naar buiten kan. Ik had het bij iemand gezien die zeven katten heeft. Om beurten gingen ze in het gras liggen. Ze vonden het heerlijk.
Mijn poes kan niet naar buiten. Zodra ik het raam op een kiertje zet gaat ze overdreven zielig de buitenlucht zitten opsnuiven. Ik woon op de vierde verdieping van een pand met hoge plafonds, de eerste keer dat ik een raam wagenwijd openzette zat ze meteen op het randje van het kozijn te balanceren. Eén windvlaag en ze was er geweest.
Ik spande horrengaas. Niet om de muggen tegen te houden, maar de kat.
Ze probeerde het los te pulken. Ik zette het steviger vast. Ze knauwde een gat in het gaas en duwde haar neus erdoor. Ik was op de gang. Toen ik de kamer binnenkwam had ze haar halve lijf er al doorheen gewurmd. Ze keek betrapt om. Ik liep heel voorzichtig op haar af, zonder iets te zeggen. Toen rukte ik haar uit het gat, gooide het raam dicht en schreeuwde: wil je soms dood?
Ze keek me nietszeggend aan, gaapte en begon zich te wassen.
Om haar toch wat buiten te gunnen kocht ik een grasdoos voor haar. Ze was heel opgewonden toen de doos arriveerde. Bij het openen van de verpakking knipte ik bijna haar snorharen eraf, zo opgewonden was ze.
Ik zette de grasdoos op de loggia. Ze liep er een paar rondjes omheen, rook eraan, kauwde op een paar grassprieten, maar ging er niet in liggen. Ik ging ernaast zitten en klopte op het gras. Het was mals, groen gras, de vorige dag geoogst, volgens de website. De poes begon te knorren en kopjes aan mijn hand te geven, maar stapte niet in de doos. Ik tilde haar erin onder het uitslaken van geruststellende kreetjes. Ze stapte er meteen weer uit. Dat herhaalde ik een keer of tien.
De hele daaropvolgende nacht hoorde ik kokhalsgeluiden. De ene haarbal na de andere werd naar buiten gewerkt, dankzij het gras. Maar erin liggen ho maar. Ik had net zo goed een kattengrasplantje in een potje kunnen kopen. Ik had er zelfs twintig kunnen kopen voor de prijs van één grasdoos.
En toen opeens lag ze erin. Languit. En ze bleef liggen. Ze wilde er niet meer uit. De zon scheen op haar vacht en onder haar begon het te broeien. Toen ze na drie dagen opstond zag het gras eruit alsof er zes weken op was gekampeerd.
De grasdoos kon bij het vuil.

woensdag 12 oktober 2016

Dr. Johnson's babyolie

Ze is jong, ik vraag me zelfs af of ze meerderjarig is. Moet je meerderjarig zijn voor dit werk? Ze draagt een versleten zwarte panty en een zuurstokroze mini-jurk die floddert om haar magere lijf. ‘Uurtje?’
Ik knik. De meesten spreken maar drie woorden Nederlands: uurtje. Is goed? Omdraaien (omdlaaien).
‘Niet werken?’ vraagt ze, als ik op de bank ga liggen. Ik vertel dat ik mijn eigen baas ben. Dat ik thuis werk. Ze reageert niet. Ik hoor hoe ze haar handen invet met Dr. Johnson’s babyolie en leg mijn gezicht in het gat.
Ze heeft kleine, sterke handen. Ik ruik haar zweet. Het is warm in het kamertje en haar jurk is van polyester. Ze zegt dat ze Nederlands leert, dan kan ze ander werk zoeken en hoeft ze niet meer te masseren.
‘Hoe heet dat?’ Ze wijst op de wasbak.
Ik leer haar de woorden wasbak, gordijn en radiator. Ze herhaalt: ‘Ladiatol.’
‘Je kunt ook verwarming zeggen,’ zeg ik.
Dat vindt ze een beter woord.
Ik vraag hoe ze heet. Ze zegt iets dat ik niet kan uitspreken.
Ik vraag hoe oud ze is. 22.
Ik vraag hoe lang ze hier al werkt. Twee jaar. Ze werkt vier dagen in de week van elf tot elf en verdient duizend euro per maand.
Ik ben even stil.
‘En jij?’ vraagt ze.

Ik wil vragen: trek je ook mannen af voor een tientje? Maar ik ben bang dat ze dan zal doen alsof ze me niet verstaat. Bovendien weet ik het antwoord al. Wie masseert er anders in een zuurstokroze mini-jurk? Ik besluit haar straks een hele dikke fooi te geven. Iets anders weet ik niet te verzinnen.
De bel klingelt. Ik hoor de buitendeur opengaan, een mannenstem die goeiemiddag zegt. Een haastig toegesnelde vrouwenstem die teruggroet. ‘Jij over uurtje terugkomen?’
‘Nee, dan wordt het een andere keer,’ bast de mannenstem.
Ik denk aan de vitrine met vissen van keramiek die in het halletje staat.
‘Even wachten ja?’ zegt de vrouwenstem. De deur van mijn kamertje gaat open, de handen op mijn rug vallen even stil. Boven me wordt iets onverstaanbaars gefluisterd. Twee, drie woorden, meer hebben ze niet nodig. Het kneden gaat door. Iets steviger nu.
‘Fluisteren. Dat is zacht praten,’ zeg ik, als de deur weer open en dicht is gegaan. Er volgt geen reactie.
Dan: ‘Omdlaaien.’
Als ik me op mijn rug draai zie ik geen roze jurk, maar een T-shirt en een spijkerbroek.
Ze is verdwenen. Een oudere vrouw heeft haar plaats ingenomen. In het kamertje naast me klinkt gegiechel.

maandag 10 oktober 2016

Sluit ramen en deuren

Het beste moment is vlak nadat je boodschappen hebt gedaan, bij voorkeur ook op de markt, zoveel boodschappen dat koelkast, vriezer en keukenkastjes uitpuilen. Het alarm dat elke eerste maandag van de maand om stipt 12:00 wordt getest begint te loeien, en je eerste gedachte is: het is een test.
Je tweede gedachte: gelukkig is de koelkast vol.
Want het is geen test. Het is geen giframp van ongekende proporties, iedere bewoner moet naar binnen, ramen en deuren sluiten. Tot de straling is verdwenen, het gif is verdampt – of wat het dan ook doet (om de details maak je je niet zo druk). Het gaat wel even duren.

De eerste dagen eet je net als anders.
Na vijf dagen zijn de verse dingen op en is het laatste restje melk zuur. (Dit is een heikel punt, want koffie zonder melk vind je niet te drinken. Maar misschien heb je het tegen die tijd leren waarderen.)
Je gaat brood bakken. Want bloem en gist heb je altijd in huis. Je hebt zelfs maanzaad en sesam, je brood wordt lekker brood. ‘s Avonds maak je risotto met één ui, een half bouillonblokje en een paar sliertjes saffraan. Je drinkt er een glas wijn bij, en nog een, want wijn heb je in overvloed. De zon schijnt door de gifwolken en de tomaatjes achter glas op je loggia groeien als kool. Net als je basilicum en je peterselie, je salie en je rozemarijn.
Je begint een ruilsysteem met buren die nog kip in de vriezer hebben of spinazie.
Je schrijft een kookboek met giframprecepten.
Je bent op je best.
En net als alle kasten leeg dreigen te raken, klinkt daar opnieuw het alarm. De tijd is om! Je maakt een boodschappenbriefje, verzamelt de lege flessen en gaat naar buiten.
Twee uur later is de koelkast vol en puilen de keukenkastjes uit. Buiten klinkt een scooteralarm. Genoeg om op weg te dromen. Een giframp van ongekende proporties. Sluit ramen en deuren.