donderdag 25 december 2014

Kip

‘Ik heb eigenlijk helemaal niet gevraagd hoeveel het kost,’ zei de eigenares van mijn logeerhuis.
We waren op weg naar de kippenboerderij waar we een week eerder twee kippen hadden uitgezocht voor de Kerst. Ze hadden ook kalkoenen. Eenden, parelhoenders, ganzen. Maar wij wilden kip. Met kip kan niks misgaan.
‘Anders nemen we er maar één?’ zei ik. Ik had aangeboden de kippen te betalen.
De eigenares opende het hek. ‘Zoveel zal het toch niet zijn? Het is een kip, geen kalkoen.’
De honden begonnen te blaffen. Op het erf stond de kippenboerin achter een hakblok. Het was pas elf uur ’s morgens maar ze had er al twintig geslacht, vertelde ze, terwijl ze het hakmes liet neerkomen op een kippennek, en de kop achteloos weggooide. De honden doken erop.
Naast haar stond een meisje achter een opklaptafel grote bossen veren uit kippen te trekken. Ze lachte verontschuldigend naar ons. Ze droeg Amy Winehouse-eyeliner en rubber handschoenen tot aan haar ellebogen. Hoe ze heette wist de boerin niet, dat was niet nodig, ze was hier vandaag alleen om te plukken.
De kippenboer was er ook, af en toe zei hij iets, maar daar reageerde niemand op.
‘De moeder van je buurvrouw is overleden, hè?’ zei de boerin, terwijl ze een hand in onze kip – we hadden inmiddels besloten er maar eentje te nemen - stak om er een meter darm uit te trekken. ‘Vertel haar maar dat Teresa aan het slachten is. Dat kan ik zelf natuurlijk niet doen.’
Ze wierp de darmen op de grond. De honden snuffelden eraan, maar lieten ze liggen.
De kippenboer drentelde wat heen en weer met een grote, fladderende kip in zijn hand, alsof hij wachtte op instructies. De boerin zei iets tegen hem. Hij zei iets tegen ons. De eigenares haalde vijftig euro uit haar portemonnee en gaf het aan hem.
‘Hoeveel is het?’ vroeg ik haar in het Nederlands.
Ze zag een beetje bleek. ’Ik geloof dat hij 35 zei. Maar dat heb ik misschien verkeerd verstaan.’
‘Ja, dat heb je vast verkeerd verstaan.’
De boer keerde terug met het wisselgeld, een briefje van tien en een briefje van vijf.
Met de kip in een tasje liepen we terug naar de auto. ‘Het is natuurlijk wel een flinke kip,’ zei de eigenares. Ze woog het tasje in haar hand. ‘Wel vijf kilo. Dan kost het per kilo…’
We maakten allebei in gedachten de rekensom. Daarna zwegen we.
De volgende klant kwam het erf op rijden.

maandag 22 december 2014

Bermudadriehoek

Ik bedacht net dat ik het zo vreemd vond om Japanners Spaans te horen praten, toen er een kreet klonk en iedereen opkeek. Achter me op de glanzende tegelvloer lag een vrouw. Snel werd ze overeind geholpen door gasten van de tafeltjes rondom haar. Ik kon niet verstaan wat ze zeiden, maar het leek alsof het iets was in de trant van: het is een schande, dit kan toch niet zo?

Ik boog me over mijn misosoep.

Een serveerster kwam uit de keuken met een dienblad vol sushi, kommetjes soep en rijst, loempiaatjes en kleine bakjes saus. Toen klonk er een enorme klap, gevolgd door het geluid van brekend servies. Ik keek achterom. Daar lag de serveerster, tussen het eten en de scherven, op precies dezelfde plek waar de klant onderuit was gegaan. Van twee kanten kwamen serveersters aanhollen, de een hielp de gevallen vrouw overeind en duwde haar zacht, maar dwingend terug naar de keuken, de ander haalde stoffer en blik. Een minuut later herinnerde niks meer aan het voorval.

Mijn sushi arriveerde, samen met de rijst en de zeewiersalade. Toen ik alles op had kwam ik overeind en liep naar de bar. Opeens werden mijn benen onder me vandaan getrokken. Ik viel. Keihard op mijn knie. Het ging zo snel dat ik het nauwelijks besefte. Toen ik overeind krabbelde zag ik vanuit mijn ooghoek iemand drie vingers opsteken.

vrijdag 19 december 2014

Leesboek

In de winter, als het hier koud is (16 graden), kruipen ze met z’n allen rond de tafel en trekken het tafelkleed op tot aan hun kin. Onder tafel staat een UFO-vormig kacheltje dat alle schoten tegelijk verwarmt. De hele avond zitten ze zo. Als er bezoek komt, tillen ze het tafelkleed een stukje op en zeggen: kom erbij.

Ik heb een werkplek ingericht bij het zwembad, het is eigenlijk te warm, en te licht voor mijn scherm, maar wie niet gebruik maakt van de zon, wordt daar later voor gestraft, vertel ik mezelf.

Ik vertel mezelf wel meer.

Zodra ik de deur van mijn huisje open gooi, komt de driepotige poes krijsend aanhollen, het is geen gezicht.
Achter de heg kraait een haan. Een hond blaft, een ezel balkt en een paard hinnikt. Het lijkt potdomme wel een leesboek voor kleuters.

De dochter van de eigenares zegt dat Nederlandse jongens geen echte mannen zijn, je kunt gesprekken met ze voeren, het lijken wel meisjes.
De driepotige poes doet een poging zich met zijn ontbrekende poot achter het oor te krabben. Een roofvogel trekt trage cirkels boven mijn hoofd.

‘Kom,’ zegt de eigenares, na het boodschappen doen, ‘gaan we een tapa’tje eten in het dorp.’ En na het tapa’tje: ‘Kom, laat ik je het dorp hiernaast zien.’ En na drie mooie dorpen: ‘Laten we de rest van de dag vrij nemen.’

De poes miauwt. De ezel balkt. Het boek moet af.

maandag 15 december 2014

Bloedzuiger

Midden in de nacht werd ik wakker. Er brandde licht in de woonkamer. Ergens verderop stond een televisie aan. Het was Nederlandse televisie. 'Ajax', ving ik op, en 'wedstrijd.'
Toen drong het tot me door. Het kwam uit mijn woonkamer. Het was mijn tv.

Ik bleef heel stil liggen. Niemand hier doet de deur op slot, sterker nog, ze steken de sleutel aan de buitenkant in de voordeur zodat je makkelijker binnen komt. Omdat ik niet truttig wil lijken doe ik dat ook.

Met ingehouden adem luisterde ik naar de voetbalwedstrijd. Misschien hield het vanzelf wel weer op. Toen dat niet gebeurde, begreep ik dat er niets anders op zat dan erheen te gaan. Ik klemde een pantoffel in mijn hand, hij was gebreid, maar het was beter dan niets. Ook trok ik een vest over mijn naakte lijf. Voorzichtig duwde ik de deur open.

De woonkamer was leeg. Ik pakte de afstandsbediening en zette de tv uit. Het was ineens heel stil. Zelfs de honden van de buurman zwegen. Het was niks, zei ik tegen mezelf. Een dikke muis die over de afstandsbediening liep. Of misschien was de driepotige poes naar binnen geglipt. Ik kroop weer in bed. Het duurde even voordat ik sliep.
De volgende ochtend zag alles er weer normaal uit. Alleen zat er een dikke bloedzuiger op het raam.

vrijdag 12 december 2014

Knoflook

Jabuguillo telt 200 inwoners, waarvan er 36 65+ zijn en 31 onder de 25. Een aldea, een gehucht, te klein voor een gemeentehuis, maar de komende tijd is het mijn wereld.
Het is hier zo stil dat het onwerkelijk is, behalve ‘s nachts, dan gaan de honden van de buurman als een gek tekeer.
Op drie kwartier lopen hiervandaan ligt het dorp, waar je boodschappen doet. Ik reed mee met de eigenaresse van het huis. Eerst gingen we ontbijten in een café. Geroosterd brood met olijfolie, rauwe knoflook en tomatensaus, en sterke koffie. Voor mij, de toerist, hadden ze kleine kuipjes jam en boter. Ik zei ‘gracias’ en ‘la cuenta per favor’. Het was vier euro voor ons tweeën.

Ik deel het stuk land waar mijn huisje staat met de eigenaresse, haar broer, een poes met drie poten en een stokoude labrador die overal drollen deponeert. In de grote, verwilderde tuin groeien granaatappels, sinaasappels, mandarijnen, kakifruit en grote struiken rozemarijn. Ze hebben me bang gemaakt door me te vertellen dat hier heel grote spinnen zitten. Ik denk dat ik weet waar ze zitten. In het schuurtje waar het hout ligt voor de kachel. Elke dag moet ik erheen, want ’s avonds wordt het koud. De spinnen houden zich doodstil, want zo zijn ze. Ze verstoppen zich tussen de blokken en laten zich meeverhuizen naar mijn woonkamer. ’s Nachts als alles stil is klimmen ze uit de houtmand en trippelen naar mijn slaapkamer. Ik trek het dekbed heel strak om me heen en slaap met mijn mond dicht.

donderdag 11 december 2014

Stinkvoer

Ik zit op een plastic stoeltje tegenover twee Spanjaarden en denk aan de poes. De poes die nu thuis zit, met een volle bak brokjes, een kuipje stinkvoer, een schoteltje kattenmelk en heel veel vers water. De kleine Ta die nog van niks weet. Die denkt dat ik gewoon even boodschappen ben doen en elk moment terug kan komen. Ze ligt zich nu te wassen waarschijnlijk. Voldaan na al dat eten. Na de totaal onverwachte vrijpartij vanmorgen vroeg - het was zelfs nog donker. Als ze de sleutel in het slot hoort holt ze naar de deur. En dan staat daar die vreemde. Ze deinst terug, probeert een kopje tegen een laars, gluurt tussen die benen door de gang in. Wat ze niet weet is dat die vreemde een maand zal blijven. Weten poezen hoe lang een maand duurt?

zondag 7 december 2014

Klein hoekje

Ik haalde een kiezelsteentje uit mijn mond, dat ik alleen had ontdekt doordat ik heel langzaam en bedachtzaam zat te kauwen. Had ik sneller gekauwd dan had ik er waarschijnlijk een kies op gebroken, of twee, waarna het mijn keel in was gegleden om een gat in mijn slokdarm te slaan.

Dat was vier dagen geleden. Eergisteren brak ik bijna mijn been op twee plaatsen. Het was in het zwembad, de vloertegels waren nat, mijn schoenzolen glad. Ik heb geen annuleringsverzekering, dacht ik in een flits. Maar ik viel niet, ik bleef hangen, al begrijp ik nog steeds niet waarom.

Gisteren viel ik van de stoep. Niet zomaar een stoep, de stoep voor mijn woning. De meest vertrouwde stoep in mijn leven. Toch viel ik ervan af. Ineens lag ik languit op straat. Een langsrijdende auto kon me maar net ontwijken.

Nog vier dagen voor vertrek. Misschien kan ik maar beter in bed blijven liggen.

maandag 1 december 2014

Meegeteld

Ik zit in de metro, een lekker warme metro, maar ik hoef maar drie haltes, niet genoeg om op te warmen.
Op de wanden van de metrowagen staan namen van wereldsteden met het precieze aantal inwoners eronder. Het valt me op dat alle steden in warme landen liggen. Kuala Lumpur. Caracas. Nairobi.

In 1989 was er een volkstelling in Kenia. Overal kwam je mannen met klemborden tegen, druk bezig met tellen. Op een dag werd ik meegeteld.
‘Ik woon hier niet,’ zei ik. ‘Ik ben slechts op bezoek.’
‘Maak niet uit,’ zei de teller. Alsof hij me een gunst verleende noteerde hij mijn naam, en ik dacht: ik ben een Keniaan.
Een paar weken later werd ik opnieuw geteld, in een andere stad, door een andere man met een ander klembord. Ook die zei dat het niet uitmaakte, en toen was ik er al twee.

De metro stopt bij mijn halte. Ik sla mijn sjaal drie keer om mijn hals, zet mijn muts op, trek mijn handschoenen aan. Een ijzige wind trekt over het perron. Ik stamp naar huis. Ik ben twee Kenianen.