donderdag 27 maart 2014

Hemd

Enorme zin om te zwemmen heb ik, ik kan niet wachten. Ondanks de rit erheen, die drie steile bruggen behelst. Bij de derde moet ik altijd afstappen, die kom ik niet meer op met mijn kraakfiets. Maar nu neem ik ze vliegend - hijgend, maar ook vliegend. Ik wil het water in, het water waarin alles soepel gaat. Ik roep goeiemorgen tegen de caissière, rits mijn kaart door de sleuf, en ga het eerste het beste pashokje binnen. In een paar bewegingen sjor ik mijn kleren van mijn lijf. Ik trek mijn tas open, pak mijn handdoek eruit, mijn badpak -
Het is mijn badpak niet. Ik zie het onmiddellijk, maar verwerp de gedachte, alsof ik het daarmee onwaar kan maken.
Ik twijfel. Het is maar een paar meter naar het bad, zodra ik in het water ben ziet niemand het meer. Als ik doe alsof er niks aan de hand is, valt het misschien niemand op.
Ik kijk naar het hemd in mijn handen. Een hemdje dat dezelfde kleur heeft als mijn badpak en enigszins dezelfde stof, maar dat het toch echt niet is.
Ik probeer iets te verzinnen dat het acceptabel maakt om in je blote gat het zwembad te betreden.
Ik kan niks verzinnen. Ik stop het hemdje terug in mijn tas en trek al mijn kleren weer aan. Loop naar buiten, pak mijn fiets uit het rek. Al bij de eerste brug moet ik afstappen.


zaterdag 22 maart 2014

Etalagebenen

Ik sta met mijn rug tegen de muur, als een kind, terwijl de dokter een meetlat op mijn kruin legt.
‘Een meter zesenzestig,’ zegt ze.
‘Ha,’ zeg ik, ‘ik ben gegroeid.’ Ik was altijd een meter vijfenzestig. Dat ik groei, vind ik wel zo eerlijk, mijn gewicht neemt ook steeds meer toe.
‘Nee,’ zegt de dokter, ‘je bent gekrompen. Waarschijnlijk was je altijd een meter achtenzestig.’
Het duurt even voordat het tot me doordringt. Ik heb het omslagpunt bereikt, de leeftijd waarop alles terug begint te lopen. Van sommige dingen wist ik dat al. Nu begin ik dus ook nog te krimpen. Alleen neuzen en oren blijven doorgroeien, schijnt het. In mijn geval betekent dit dat ik langzaam zal transformeren tot een kobold.
De dokter vraagt of ik etalagebenen heb. Ik zeg: wat?
Ze staat op uit haar stoel en doet alsof ze voor een etalage gaat staan. Dan verplaatst ze zich met een soort zombieloopje en gaat voor de volgende etalage staan. ‘Dat dus,’ zegt ze.
‘Nee,’ zeg ik, ‘ik geloof niet dat ik dat al heb.’
Ik ben een levende dode.

zaterdag 15 maart 2014

Achak en de jonge vrouw

Ik had een stel oude boeken overgenomen van iemand die ging emigreren. En met oude boeken bedoel ik gelezen boeken. Het oudste boek was uit 2007. Ik wist precies wat ik hebben wilde, want anders dan bij nieuwe boeken is er over oude boeken meestal al veel gezegd en geschreven. Het eerste boek dat ik opensloeg was Wat is de wat van Dave Eggers, Ik wist dat het een goed boek was, maar had het nooit gemist. Mensen kunnen nog zo vaak zeggen dat iets mooi is, maar als je het niet zelf hebt ervaren blijft ‘mooi’ een woord.

Ik begon en kon niet meer stoppen. Ik las op plekken waar ik anders nooit las. Op momenten dat ik nooit las. Ik verzon smoesjes om andere dingen niet te hoeven doen, zodat ik kon lezen. Over Valentino Achak Deng, die als zesjarig jongetje zijn dorp in Soedan ontvlucht en maandenlang over de savanne en door de woestijn trekt om aan de oorlog in zijn land te ontsnappen; eerst met twee jongens, dan met twaalf, en tenslotte met vijftienhonderd. Jongens tussen de zes en de twaalf jaar oud. Zonder volwassenen erbij. Zonder eten, zonder water, zonder bescherming tegen de zon, de regen, de muskieten, en wilde dieren. Zonder kompas. Een helse tocht waaraan velen bezwijken.
Maar dat hoef ik waarschijnlijk niet te vertellen, want iedereen kent het boek.

Een week lang dacht ik bij alles wat ik deed aan Achak Deng. Ik dacht aan hem als ik over straat liep, ik dacht aan hem als ik in de supermarkt stond. Ik dacht aan hem als ik ging slapen, en als ik wakker werd. Ik dacht aan het moment dat hij door het hoge gras loopt, de adem van zijn vriendje in zijn nek voelt, en dan de leeuw ruikt. De leeuw die zijn vriend grijpt en de bosjes in sleept. Ik dacht aan de dode olifant waarvan ze het vlees rauw eten, en aan de jongen die eraan overlijdt. Ik dacht aan het jongetje dat was gebrandmerkt en verhandeld als slaaf. Ik dacht aan de droogte, de honger, de vermoeidheid, de doden. Ik dacht: zes jaar!
Ik wilde er met iedereen over praten, en dat trof, want bijna iedereen had het gelezen. Dat is nog zo’n voordeel van oude boeken.

Toen ik het uit had begon ik aan een nieuw boek. Een boek dat ik gratis had gekregen toen ik een ander boek kocht. Het nieuwe boek ging over een man die moeite heeft met ouder worden. Het was goed dat de schrijver er steeds bij zei hoe oud de man was, want ik zag het niet. De man begeert een veel jongere vrouw, die erg knap is bovendien, en ik wist dat ze in het boek zat, maar ik kon haar niet vinden. Ik kreeg geen beeld van haar.
Gisteren las ik het boek uit, en vandaag besefte ik dat ik al niet meer weet hoe het afloopt.
Achak Deng daarentegen liep vanmiddag nog steeds naast me door Albert Heijn.

dinsdag 11 maart 2014

Gevangenis

Ik droomde dat ik een baby had vermoord. Ik had net de politie gebeld om mezelf aan te geven, want dat leek me het juiste om te doen, en zou zo worden opgehaald. Terwijl ik daarop wachtte, in een groot gebouw vol bekenden die in – en uitliepen, allemaal op weg ergens naar toe, vroeg ik me af of ik het misschien niet had moeten melden. Nu zou ik ongetwijfeld voor lange tijd de cel ingaan. Er waren geen verzachtende omstandigheden, ik had een baby vermoord, zomaar. Daar wordt niet licht over gedacht. Zelf leek me het vermoorden van een baby minder erg dan het vermoorden van een volwassene, maar daar had vast niemand een boodschap aan.
Misschien kon ik doen alsof ik ontoerekeningsvatbaar was. Maar ik vreesde dat ze daar niet meer in zouden trappen; ik had veel te samenhangend geklonken aan de telefoon met de politie.
Ik zat op een bankje en keek naar mijn vrienden die heen en weer liepen. Het waren mijn laatste minuten in vrijheid, daar was ik me heel goed van bewust. Ik wist ook dat de gevangenis niks voor mij was. Ik zou het er niet uithouden. Ik moet een manier vinden om het te overleven, dacht ik, meteen een hobby oppakken, een opleiding gaan volgen, de complete Russische bibliotheek lezen. Voordat ik van lamlendigheid niet meer kan bewegen. Of, dacht ik toen, ik ga mijn boek afmaken.


vrijdag 7 maart 2014

Berichten van buiten

Er lag een cd in mijn brievenbus, een cd van Gareth Gates. Een goeie naam voor een detective met een snor, vond ik. Er zat geen briefje of kaartje bij. Ik appte de muzikant: heb jij soms..? Maar hij wist van niks. Ik bekeek de cd van alle kanten. De titel was What my Heart Wants to Say. Ik zette hem niet op. Wel googlede ik Gareth Gates. Ik las dat hij in 2002 tweede was geworden bij Pop Idol, en dat hij stotterde. Ook las ik dat What my Heart Wants to Say al uit 2003 was. Dat stelde me toch een beetje teleur.

Er lag een mailtje in mijn inbox, een mailtje van de krant. Er was een brief gekomen naar aanleiding van mijn stuk over het plunderen van erfgoed in Egypte. De brievenschrijver vond het vreemd dat de revolutie in Egypte in het stuk ‘de islamitische revolutie’ was genoemd. Daar had ik me ook over verbaasd. Ik had gewoon ‘revolutie’ geschreven, de eindredactie had er ‘islamitisch’ voor geplakt. Het had me zorgen gebaard. Straks gingen de mensen nog denken dat ik niet wist waar ik het over had.
De mensen. Ik maak me altijd druk om de mensen. Maakten de mensen zich maar wat drukker om mij.

Er lag geen boekenbalkaart in mijn bus, en ook de telefoon bleef zwijgen.

zondag 2 maart 2014

Humsqueek

Ik zit met een vriend aan de telefoon. ‘Ik had dit jaar wel minder felicitaties op Facebook,’ zeg ik, ‘vorig jaar had ik er meer dan honderd. Mensen worden een beetje Facebookmoe, hè.’
‘Uh-huh,’ zegt hij, ‘en iedereen zit nu natuurlijk op Humsqueek.’
‘Je bedoelt zeker Telegram,’ zeg ik. ‘Maar dat is de nieuwe Whatsapp. Jij zit nog niet op Telegram hè? Ik wel, ik zat er als een van de eersten.’
‘Ik zit op Humsqueek.’
‘Wat is dat dan? Daar zit toch helemaal niemand?’
‘Jawel hoor, iedereen zit er.’
‘Wie? Wie zitten daar dan?’
‘Nou iedereen, al je vriendinnen.’
‘Niet. Wie dan?’
‘Nou dingetje, en dinges. En die en die. Hele verhalen lees ik van ze. En foto’s, allemaal foto’s. Van hun kinderen, hun vakanties…’
‘Echt? Waarom heeft niemand me dat verteld? Humsqueek? Ik heb er zelfs nog nooit van gehoord. O jezus, ik ben oud. Zie je, ik ben echt oud. Wacht, ik ga me aanmelden.’
‘Ik wacht.’
‘Hoe spel je het? Gewoon zoals je het zegt, hum? En dan?’
‘Ik weet niet meer precies…’
‘En jij zit er al heel lang op? Waarom weet ik dat niet?’
‘Omdat het niet bestaat.’
‘Ja haha, dat zeg je nu alleen om mij te troosten. Ik wéét dat het bestaat, en ik ben de enige die er nog niet op zit. Met een Q?’
‘Nee, het bestaat niet.’
‘Wat?’
‘Het bestaat niet. Ik verzin het.’
‘Echt?’
‘Echt.’
‘O.’
‘Maar verder had je wel een leuke verjaardag?’

zaterdag 1 maart 2014

Longread

Hieronder de volledige versie van mijn stuk over plunderingen van erfgoed in Egypte, dat op 1 maart in De Volkskrant stond:

Aboesir, een uitgestrekte necropolis ten zuiden van Caïro, waar een aantal van de oudste piramides in Egypte staan. Van verre zijn ze al te zien, een spectaculair gezicht. Wie dichterbij komt krijgt echter een ander beeld. Het landschap zit vol tunnels en gaten, en de grond is bezaaid met schedels, beenderen en stukken van beschilderde houten sarcofagen. Er is geen toerist te zien, en ook de politie die is toegerust met de bewaking van de site is nergens te bekennen.

Het is exemplarisch voor de toestand van veel archeologische sites in Egypte op het moment. Sinds de revolutie in 2011wordt er op grote schaal geplunderd. Er zijn honderden archeologische sites van waarde in Egypte, waarvan nog maar een fractie door archeologen is onderzocht, en sommige bevatten nog duizenden voorwerpen. Dat dit hoofdzakelijk muurresten zijn en eenvoudige mummies zonder bijgaven weerhoudt de grafrovers niet. Volgens hardnekkige mythes bevatten de mummies goud en een kostbare stof waarmee djinns kunnen worden verjaagd. De lokale bevolking is meestal goed op de hoogte van de locaties van ‘nog niet ontdekte’ graven. Maar wie een romantisch beeld heeft van dorpelingen die er ’s nachts met schep en zaklamp op uit gaan, moet zijn beeld drastisch bijstellen. Sinds de revolutie worden de plunderingen uitgevoerd door georganiseerde bendes met uit Libië gesmokkelde wapens, die op klaarlichte dag met behulp van bulldozers en dynamiet archeologische sites te lijf gaan. Graven die intact waren worden vernield en leeggeroofd, reliëfs worden van muren gehakt, sarcofagen kapot geslagen. Mummies worden uit elkaar gerukt en zielloos achtergelaten in het landschap, onbruikbaar voor archeologisch onderzoek.
‘Het is verschrikkelijk wat er momenteel gebeurt,’ zegt Maarten Raven, egyptoloog en conservator van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, ‘niet alleen voor Egypte, maar voor de hele wereld. Werelderfgoed wordt vernietigd, dat is onomkeerbaar.’ Raven verricht al veertig jaar opgravingswerk in Sakkara, bekend van de trappiramide van Djoser, waar de oudste farao’s begraven liggen. Hij ontdekte er o.m. de graftombe van Maya, de schatbewaarder van Toetanchamon. Daags na het uitbreken van de revolutie vernam hij dat het graf was geplunderd door een groep van tweehonderd dorpsbewoners. Bewaking was er niet, politie en leger waren ingezet om de onlusten rond het Tahrirplein te bezweren. Uiteindelijk bleek de schade mee te vallen. ‘Een paar gauwdiefjes hadden de houten deuren van opslagplaatsen ingetrapt en wat apparatuur en bodemvondsten van weinig waarde meegenomen. De graftombes zijn godzijdank ongeschonden gebleven. In Sakkara is het nu relatief rustig,’ zegt Raven, ‘maar dat geldt niet voor de rest van het land.’

‘Een aanzienlijk deel van Egyptes erfgoed is inmiddels vernietigd of verdwenen,’ zegt de Egyptische egyptologe Monica Hanna. Hanna is een van de oprichters van Egypt’s Heritage Task Force, een groep die social media gebruikt om diefstal en vernietiging van erfgoed aan het licht te brengen. Hanna (24.000 volgers op Twitter) besloot de groep op te richten toen ze merkte dat buitenlandse archeologen hun mond hielden over wat er gaande was, uit angst hun werkvergunning kwijt te raken, en inspecteurs van de oudheidkundige dienst die plunderingen rapporteerden, systematisch werden genegeerd door de autoriteiten.’ Ze heeft net de SAFE Beacon Award 2014 gewonnen, een internationale onderscheiding voor mensen die zich inzetten tegen plunderingen en smokkel van cultureel erfgoed.
Volgens Hanna hebbende plunderingen de laatste drie jaar epidemische vormen aangenomen. Alleen het toeristische Luxor is relatief zacht getroffen, daar is niet alleen meer bewaking, de bewoners hebben er ook een duidelijk standpunt ingenomen tegen plunderaars, een groot deel van hen is immers werkzaam in het toerisme.

Dat is tevens deel van het probleem. Egypte, dat nauwelijks olie- of gasvoorraden heeft, maar wel duizenden jaren oude tempels, piramides en koningsgraven, is voor een aanzienlijk deel afhankelijk van het toerisme. Maar sinds de revolutie blijven de toeristen weg. Hotels en restaurants blijven leeg, taxichauffeurs en souvenirverkopers hebben nauwelijks klanten, felluca-eigenaren en kamelendrijvers zitten werkeloos thuis. Daarnaast zijn de prijzen van levensonderhoud de afgelopen drie jaar enorm gestegen. Volgens Monica Hanna speelt de antiekmaffia handig in op de armoede en werkloosheid in het land. ‘Ze ronselen werklozen in buurt van archeologische sites, die krijgen een dagloon en maaltijden. In Aboesir, waar al sinds januari 2011 dag en nacht plunderingen plaatsvinden, hebben we verpakkingen gevonden van kant-en-klaarmaaltijden.’ Ze zegt dat er ook kinderen worden ingezet, die kunnen makkelijker afdalen in de smalle schachten. ‘Er zijn kinderen omgekomen doordat ze in een schacht vielen of bedolven raakten onder zand.’
Hanna, die de geplunderde sites bezoekt en fotoverslagen post op de Facebookpagina van Egypt’s Heritage Task Force, zegt regelmatig te worden bedreigd, zowel anoniem, als ter plekke door dorpelingen. Ze vermoedt dat ze waarschijnlijk nooit meer een vergunning zal krijgen voor archeologisch werk, maar het aan de kaak stellen van de misstanden vindt ze belangrijker. ‘Als wij Egyptenaren ons erfgoed niet beschermen, wie doet het dan? De regering doet niks.’

Maarten Raven meent dat de plunderingen onder de regering Morsi zelfs zijn verergerd. De fundamentalisten kregen meer invloed, en enkele religieuze leiders moedigden openlijk het vernietigen van ‘heidense plaatsen’ aan. Raven trekt een parallel met de vernietiging met de Bamiyaanse boeddha’s door de Taliban.Ook Monica Hanna zegt dat de politieke ontwikkelingen een grote rol spelen. Hoe instabieler de toestand in het land, hoe meer plunderingen en inbraken, volgens haar. De autoriteiten klagen niet te kunnen ingrijpen vanwege de wetteloosheid op het moment, en zeggen machteloos te staan tegenover de gewapende bendes. Daarnaast boezemt politie bij de bevolking niet meer de angst en het ontzag in van vóór de revolutie.
Als gevolg van de chaos en wetteloosheid op het moment vinden bovendien overal in Egypte bouwactiviteiten plaatsvinden op archeologische sites. Zoals in Dasjoer, ten Zuiden van Caïro, waar een lokale landontwikkelaar een deel van de necropolis opkocht om een moderne begraafplaats aan te leggen. Kavels worden voor een zacht prijsje doorverkocht aan bewoners, die er ongehinderd kunnen graven. ‘Een dekmantel voor grafroof,’ zegt Monica Hanna. Dasjoer behoort tot de necropolis van Memphis, die op de werelderfgoedlijst van UNESCO staat, en telt zes piramides, waaronder de beroemde Knikpiramide en de Rode Piramide, die tot de oudste en best bewaarde van Egypte behoren. Als er eenmaal een begraafplaats is aangelegd, mag die niet zomaar worden verwijderd, want dan is het een heilige plek geworden.
Ook worden archeologische sites geclaimd als landbouwgrond, met alle gevolgen van dien: op diverse plekken in de Nijldelta zijn tichelstenen muren uit de oudheid aangevreten door vocht, en in de Hawara piramide van Fajoem bedekken inmiddels grote clusters zoutkristallen de muren.

Niet alleen archeologische sites zijn het doelwit van plunderaars, ook musea, die voor de revolutie ongemoeid werden gelaten, worden beroofd. De Egyptische revolutie was net 3 dagen oud, toen oproerkraaiers het Egyptisch Museum aan het Tahrirplein bestormden. De toenmalige minister van oudheden, Zahi Hawass, bij ons vooral bekend van Discovery Channel, haastte zich te verzekeren dat er niks was gestolen. Er waren een paar vitrines gesneuveld, waarbij wat kleine objecten licht beschadigd waren geraakt, maar die konden worden gerestaureerd. Egypte ging geen Afghanistan worden, zei Hawass, refererend aan de door de Taliban vernietigde Bamiyaanse boeddha’s.
Een paar weken later was Hawass, die deel uitmaakte van de regering Mubarak, uit zijn functie gezet, en werd duidelijk wat de werkelijke schade was. Zeventig museumstukken waren zwaar beschadigd, 54 andere waren verdwenen, waaronder topstukken als drie vergulde beeldjes en een vergulde trompet uit het graf van Toetanchamon.

Wie waren de inbrekers? Aanhangers van Mubarak, zei de in opstand gekomen bevolking. Demonstranten van het Tahrirplein, zeiden de aanhangers van Mubarak. Kruimeldieven en georganiseerde bendes, zegt de museumdirectie. Een aantal inbrekers in het Egyptisch museum had het alleen op de kassa en de giftshop voorzien, en werd later gearresteerd in de keuken van het museum, waar ze een maaltje stond te koken. De rest zou hebben bestaan uit een georganiseerde bende die doelgericht, aan de hand van een lijst, zocht naar waardevolle stukken voor de illegale antiekmarkt.
Dat grafroof zo’n lucratieve business is komt voornamelijk door het buitenland; op de internationale illegale antiekmarkt is grote vraag naar oud-Egyptische artefacten.
‘Privéverzamelaars betalen schatten voor mooie stukken en hebben, anders dan musea, meestal niet veel op met de UNESCO-restricties op de handel in oudheden,’ zegt Maarten Raven.

In augustus vorig jaar werd het beroemde Mallawi Museum in het Christelijke Minya leeggeroofd door aanhangers van de Moslim Broederschap. Objecten die te groot of te zwaar waren om mee te nemen werden vernield, waaronder granieten beelden en sarcofagen. ‘Het was voor een deel zinloos geweld,’ zegt Maarten Raven. ‘Wat heeft het voor zin om een nestje met tweeduizend jaar oude ibiseieren te vernielen?’
Monica Hanna ging naar Mallawi en trof er een slagveld aan. Toen ze probeerde de overgebleven museumstukken in veiligheid te brengen, werd ze onder vuur genomen. Op haar vraag aan een groepje plunderaars waarom ze artefacten vernietigden, antwoorden ze dat ze wraak namen op de regering voor het doden van Morsi-aanhangers in Caïro. Hanna: ‘Ze waren ook geërgerd dat ik geen hoofddoek droeg.’
In totaal werden meer dan duizend objecten gestolen uit het museum. Minister Mohamed Ibrahim van binnenlandse zaken loofde een vindersloon uit en verzekerde dat de plunderaars niet zouden worden vervolgd als ze de stukken retourneerden. Inmiddels zijn er 800 teruggekeerd.

Van de gestolen stukken uit Egyptisch Museum in Caïro is het merendeel nog spoorloos. Een aantal werd vlak na de inbraak teruggevonden in de museumtuin en tussen de vuilnis op het Tahrirplein, vier andere stukken doken op de Khan el Khalili-bazaar in Caïro op, waar ze te koop waren aangeboden. ‘Het is een illusie dat je stukken uit het Egyptisch Museum makkelijk kunt verkopen,’ zegt Maarten Raven, ‘dergelijke artefacten staan in alle kunstboeken.’ Beelden worden om die reden soms onthoofd, omdat een losse kop makkelijker te smokkelen is, en dus relatief meer opbrengt. Sowieso zijn kleinere stukken meer gewild, dus duurder, zegt Monica Hanna.
Van een van de gestolen beelden uit het Egyptisch Museum werd de kop een jaar later teruggevonden in Engeland. Veel geroofde stukken hebben het land inmiddels verlaten. In december 2012 werd bij een controle in Rome een granieten sfinx in een vrachtwagen ontdekt, verpakt om te worden vervoerd naar het buitenland, en in mei vorig jaar trok het Londense veilinghuis Christie’s aan de bel omdat een Brits zakenman een aantal oud-Egyptische voorwerpen ter veiling had aangeboden. Een van de voorwerpen bleek afkomstig uit een recent ontdekt graf in Luxor. Honderden objecten zijn de afgelopen twee jaar in beslag genomen op luchthavens en bij veilinghuizen in o.m. Parijs, Tel Aviv, Berlijn, Stuttgart en Mexico-stad. Maar niet alle stukken belanden onmiddellijk op de markt. Daar kunnen jaren overheen gaan, zeker als de diefstal met veel publiciteit gepaard ging.

Wat het opsporen van gestolen artefacten bemoeilijkt is dat niet alle stukken goed zijn gedocumenteerd, van sommige bestaan alleen tekeningen of oude zwart-wit foto’s. Daarnaast werkt het overheidsapparaat zéér traag. Pas een jaar na de inbraak in het Egyptisch Museum werd een lijst gepubliceerd met vermiste stukken. Politie, interpol, douane en internationale veilinghuizen gebruiken dergelijke lijsten om gestolen oudheden op te sporen. Is een voorwerp niet of slecht gedocumenteerd, omdat het museum waaruit het is gestolen slecht de inventaris bijhoudt, of omdat het illegaal is opgegraven en daardoor niet geregistreerd, dan wordt niet alleen de vindkans aanmerkelijk kleiner, ook kan eenmaal in het buitenland, nog moeilijk worden aangetoond dat een stuk illegaal is uitgevoerd.

De Egyptische overheid zegt er alles aan te doen om de gestolen stukken terug te vinden en de smokkelaars op te pakken. Begin vorig jaar werd op de snelweg tussen Cairo en Suez een man opgepakt met 863 antieke artefacten in zijn bezit, afkomstig uit illegale opgravingen, en vorige maand werden in een woonhuis in Gizeh 1524 objecten teruggevonden, waaronder kalkstenen schijndeuren, hoofden van beelden en grafbeeldjes. Tientallen smokkelaars zijn gearresteerd. Maar zolang het plunderen doorgaat zijn dergelijke arrestaties een druppel op de gloeiende plaat. Hoe groot de schade inmiddels is, is moeilijk te zeggen. Enerzijds omdat het gaat om vernietiging van erfgoed waarvan de waarde niet in geld is uit te drukken, anderzijds omdat niet alle stukken zijn geregistreerd, en de plunderingen tot op de dag van vandaag doorgaan. Maar waarschijnlijk loopt de schade in de miljoenen; één enkel museumstuk kan al honderdduizend euro opbrengen.

Monica Hanna hoopt door middel van media-aandacht de regering onder druk te zetten om musea en archeologische sites beter te beschermen. In Dasjoer is, dankzij een campagne Egypt’s Heritage Task Force, de politiebewaking inmiddels toegenomen.
Maarten Raven prijst Blue Shield, een internationale organisatie die zich inzet voor bescherming van cultureel erfgoed in tijden van oorlog. Mede dankzij inmenging van Blue Shield vertrokken er direct na de revolutie militairen in tanks naar een aantal archeologische sites. Maar inmiddels zijn de militairen weer vertrokken.
Zowel Raven als Hanna hoopt dat ook UNESCO zich er actief in gaat mengen. Raven: ‘UNESCO dient af en toe een afkeurende motie in, maar daarbij blijft het. Ze hebben geen machtsmiddelen, dus in de praktijk verandert er niks.’
De bescherming van erfgoed moet van overheidswege goed geregeld worden, menen Hanna en Raven. Daarnaast moet worden geïnvesteerd in educatie. Hanna: ‘Egyptenaren hebben geen binding met hun erfgoed, omdat het ze aan kennis ontbreekt. Op scholen wordt nauwelijks aandacht besteed aan de geschiedenis. Ook de mensen die sites moeten beschermen hebben geen verstand van archeologie.’
Daar is de regering inmiddels ook van doordrongen geraakt. De nieuwe minister van oudheden, Ahmed Eissa, die vorig jaar werd aangesteld, heeft een comité opgericht om de bevolking bewust te maken van het belang van het erfgoed, en de hulp ingeroepen van UNESCO voor het geven van trainingen.
‘Maar we moeten niet vergeten,’ zegt Hanna, ‘dat het Westen ook blaam treft, dat heeft immers een markt gecreëerd. Als er geen vraag was naar oud-Egyptische artefacten, zouden er ook geen graven worden geplunderd.’

UNESCO
Zes archeologische sites in Egypte staan op de werelderfgoedlijst van UNESCO: de necropolis van Memphis (de piramidevelden van Gizeh tot Dasjoer), de necropolis van Thebe (Luxor), de historische stad van Caïro, het Aboe Menaklooster in Alexandria, de Nubische monumenten tussen Aboe Simbel tot Philea, en het Sint Catherineklooster in de Sinaï. Een notering op de werelderfgoedlijst is vooral een prestigekwestie, er is geen financiële steun aan verbonden. Autoriteiten van het betreffende land, en de internationale gemeenschap, committeren zich aan de bescherming van het erfgoed. Wordt een werelderfgoed bedreigd, dan kan UNESCO het op de lijst ‘werelderfgoed in gevaar’ plaatsen. In dat geval zal er een missie van experts heen worden gestuurd, die controleren of de autoriteiten het erfgoed wel voldoende beschermen. Zo niet, dan kan het van de werelderfgoedlijst worden gehaald.
UNESCO heeft vooralsnog één site in Egypte op de lijst van werelderfgoed in gevaar geplaatst: Aboe Mena, een archeologische site die schade ondervindt van irrigatie. Maar dat gebeurde al in 2001, lang voor het uitbreken van de revolutie.
UNESCO kent daarnaast een verdrag tegen illegale handel in culturele objecten, en geeft trainingen aan nationale autoriteiten om smokkel van erfgoed tegen te gaan. Na de inbraak in het Mallawi museum bracht UNESCO een statement uit waarin ze de vernielingen verwierp en de regering erop wees de bescherming en integriteit van het Egyptisch erfgoed te verzekeren. Er werd een missie van experts naar Egypte gestuurd om de staat van de beschadigde musea in kaart te brengen en een stappenplan voor herstel te ontwikkelen. UNESCO heeft beloofd al haar middelen en expertise in te zetten voor het herstel van het erfgoed, maar heeft zolang de orde en de veiligheid niet zijn hersteld, beperkte middelen om in te grijpen.