donderdag 27 september 2012

Vrouw zonder eigenschappen

‘Wat is uw geboortedatum?’ De vrouw achter de balie kijkt me met samengeknepen ogen aan.
Mijn geboortedatum staat in het paspoort dat ik haar net heb gegeven. Dit is een test, weet ik. Een test waarvoor ik niet mag zakken.
Voorzichtig noem ik mijn geboortedatum.
Ze knikt. Het klopt. Ze schuift een formulier naar me toe.
‘Dan mag u in dit vakje uw handtekening zetten.’
Ik zet een handtekening en schuif het papier terug.
De vrouw kijkt ernaar en verfrommelt het. Ze print een nieuw formulier voor me uit. ‘Binnen de lijntjes,’ zegt ze streng.
Heel langzaam, heel zorgvuldig zet ik een nieuwe handtekening. ‘Hij ziet er nu wel een beetje anders uit,’ zeg ik.
Ik denk aan die keer dat ik bij de bank een nieuw pasje ging ophalen en drie keer een nieuwe handtekening moest zetten omdat hij niet leek op die in de computer. Met elke poging was het alsof ik langzaam maar zeker het recht op mijn geld verspeelde. Uiteindelijk lieten ze me maar een nieuwe handtekening maken voor in de computer.
‘Zeker bij de Abn Amro.’ De vrouw schudt misprijzend haar hoofd. ‘Zo’n handtekening verandert toch continu. Daarom nemen we hier ook vingerafdrukken.’ Ze legt een apparaatje voor me op de balie en poetst het glasplaatje schoon. Daar moet ik mijn wijsvinger op leggen.
‘Harder drukken,’ zegt ze, ‘ik zie niks.’
Ik pers mijn vinger in het glas. Er begint een groen lampje te flikkeren.
Ze tuurt op haar monitor en fronst. ‘Nou ja, het moet dan maar.’
‘Niet goed?’ vraag ik.
‘Onder het gemiddelde.’
‘O. Wat is het gemiddelde?’
‘De meeste mensen hebben 75 tot 100 procent, u zit daaronder.’
Ze draait de monitor naar me toe. Ik lees: Vingerafdruk is van mindere kwaliteit.
‘Uw duim, graag,’ zegt ze.
Het groene lampje begint weer te flikkeren. Ook mijn duimafdruk is van mindere kwaliteit. De computer wil de rest van mijn vingers zien.
‘Dat doen we anders niet,’ zegt de vrouw. ‘Normaal doen we alleen wijsvinger en duim, maar omdat uw afdrukken onder de maat zijn, wil de computer afdrukken van al uw vingers.’
Ik druk mijn vingers een voor een op de glasplaat – hard. Geen van mijn vingers doorstaat de test. De computer kiest tenslotte de vingers die het best hebben gescoord, mijn linkerringvinger en rechterpink. Die slaat hij op.
Met mijn inferieure wijsvinger toets ik mijn pincode in om te betalen. Het duurt even, dan verschijnt in de display: GESLAAGD
‘Gelukkig, die doet het wel,’ zeg ik.
De vrouw fronst. ‘Hè, wat gek. Dit heb ik nog nooit meegemaakt. Er komt geen bonnetje uit.’

maandag 24 september 2012

Elastisch

‘Elastiek,’ zei zij, ‘mijn lichaam is van elastiek, dat zegt mijn yogalerares. Ik zwiep alle kanten op, maar stilstaan en mijn balans houden kan ik niet.’
‘Dat heb ik ook,’ zei ik, ‘ik kan mijn benen in mijn nek leggen, maar zwik constant door mijn enkels.’
We gingen naar een film over een vrouw die langzaam gek wordt en alle vier haar kinderen vermoordt. Bij binnenkomst kwamen we een bekende tegen die zei: ‘Het is wel een depressieve film, hoor.’
‘O, dat kunnen we wel hebben,’ antwoordde ik.
We dronken thee en hadden het over somberheid en therapie en gedachten over de dood. Daarna rookten we buiten in de stromende regen een sigaret, met z'n tweeën onder een te kleine paraplu, waardoor het water in mijn nek liep. De sigaretten wilden eerst niet aan, de aansteker blokkeerde. We vroegen een vuurtje aan een jongen die in de deuropening stond. Hij had geen vuurtje. ‘Roken is slecht voor je,’ zei hij, ‘je gaat er dood aan.’
‘O ja?’ zeiden wij.

De film was gebaseerd op een waar gebeurd verhaal. Het verscheen in koeienletters op het scherm. Na afloop stond het er weer: vrijwel alles was waargebeurd. De zaal was vrijwel leeg en het was er stervenskoud, ook met jassen aan. Maar we kwamen lachend naar buiten.
Toen we een glas wijn dronken begon de serveerster de stoelen op de tafels te zetten. Het was half elf. ‘Jullie mogen wel blijven zitten, hoor,’ zei ze. Maar we stonden toch op, en rookten buiten bij de tramhalte klappertandend een laatste sigaret, nog steeds lachend. Niet kapot te krijgen, dat humeur van ons.
Op weg naar huis gleed ik uit en ging ik bijna plat op mijn bek.

Toen ik in het halfduister de koelkast opentrok om een stukje worst te pakken, zag ik iets liggen. Een dode muis, bloederige ingewandjes over de keukenvloer verspreid.
‘Goed zo, wat knap van je,’ zei ik tegen de poes.
Soms wil het leven even een andere kant op dan jij. Dan is het een kwestie van soepel de tegengestelde kant op zwiepen.

zaterdag 22 september 2012

Baas

De buurman zit buiten in de motregen rekken af te soppen.
‘Nog vijf dagen,’ zegt hij, als ik naar buiten kom.
‘Jeetje.’
Zesentwintig jaar heeft hij in de patatzaak gestaan, zes dagen in de week. Vorige maand ontstond er gedoe met de gemeente. Sluiting dreigde.
‘Als ze doorzetten gaan we actie voeren,’ zei de buurman. ‘Dan gaan we op zaterdagmiddag gratis patat uitdelen.’
Maar zover hoefde het niet te komen. De gemeente is overstag gegaan. De zaak mag openblijven. Maar de buurman blijft niet, de eigenaar blijft niet. De eigenaar gaat met pensioen, hij heeft de zaak verkocht. De buurman gaat terug naar Marokko.
‘Niet meteen, hoor,’ zegt hij, ‘over een jaar of zo. Ik moet eerst wennen. Als ik daar naar een winkel ga, begin ik zo een gesprekje met de vrouw achter de toonbank. Dan zeggen mensen: wat doe je nou?’ Hij trekt wat met zijn schouder. ‘Dat ben ik gewend, hè.’
‘Maar dat kan daar niet.’
‘Nee, dat kan daar niet.’ Hij groet een langs fietsende vrouw. ‘Ik ga niet op het platteland wonen, hoor. In Marrakech. Alleen het verkeer daar... Ze toeteren de hele tijd.’
‘Ja,’ zeg ik, ‘het zal wel even wennen worden.’
We kijken naar de rij klanten die staat te wachten.
‘De nieuwe eigenaar is al aan het inwerken.’ Hij gebaart naar de toonbank. Er staat een jongen achter met het uiterlijk van een Hollandse patatboer.
‘Zo,' zeg ik. ‘Dus jij bent de nieuwe baas.’
‘Niet echt de baas,’ zegt hij. ‘Iets eronder.’
‘De onderbaas.’
‘Ja, de onderbaas.’
Ik steek mijn hand uit. ‘De bovenbuurvrouw.’
Het zal wel even wennen worden.


woensdag 19 september 2012

Ei

Ik dacht dat het door de vermoeidheid kwam. Ik heb het zo koud. Maar als ik naar buiten ga, merk ik dat het echt koud is. Ik zet de verwarming aan, en het huis vult zich met de geur van zes maanden opgehoopt stof. Ik schenk heet water in een beker en neem achter mijn computer plaats. Alleen bij de eerste slok denk ik: wat smaakt die thee waterig, daarna drink ik gewoon door. De beker is al half leeg als ik erin kijk en zie dat ik er geen theezakje in heb gehangen.

Ik ben er nog niet helemaal bij. Ik zet mijn computer aan en open automatisch het document waar ik de afgelopen tweeënhalve maand aan heb gewerkt. Het is af, het hoeft niet meer geopend. Ik moet iets nieuws verzinnen om de dag mee te beginnen.

Er komt een mailtje binnen met de titel 'Doe iets aan de honger, Marieke!' Concreet en gebiedend. Het heeft iets geruststellends.

’s Nachts word ik uit mijn slaap gehouden door een soort jeuk in mijn lijf. Alsof er mieren door mijn aderen marcheren. Ik denk dat het de stress is die eruit moet. Zoals de menstruatie een manier is van het lichaam om grote schoonmaak te houden. Ik moet mijn ei blijkbaar nog kwijt.

Ik werd voorgesteld aan een filmproducent die had gezegd dat er zo’n schrijnend gebrek is aan goeie scenarioschrijvers in dit land. Ik schrijf eigenlijk romans, zei ik.
Romans, zei hij, er worden toch geen goeie romans geschreven in Nederland? Grisham, die schrijft goed. Dat kunnen ze hier niet. Het laatste goeie Nederlandse boek dat ik las was van Mulisch, hoe heet ie, De bestorming van de hemel.
Eh ja, zei ik, maar ik wil dus graag scenario’s schrijven.

Het loopt allemaal nog niet zoals het zou moeten lopen.


dinsdag 18 september 2012

Vriendschap

‘Hoe bevallen de bekers?’ vraag ik mijn vriendin.
Ik had zestien OXO-bekers voor haar besteld op Marktplaats. Ze betaalde ze zelf maar wilde ze niet op haar eigen adres bezorgd krijgen. ‘Laat ze maar bij jou bezorgen,’ zei ze.
‘Maar dan moet jij er straks mee sjouwen.’
Dat maakte niet uit. Ze kon ze niet thuis bezorgd krijgen. Dan ging haar man vragen stellen. Die vond toch al dat ze teveel geld uitgaf.
De bekers arriveerden. Mijn vriendin kwam ze halen. Het was een grote doos vol.
‘Je moet maar zeggen dat ik ze bij een oude tante op zolder heb gevonden en ze zelf niet wilde hebben,’ zei ik.
Dat vond ze een goed idee.
Een paar weken later heb ik haar aan de telefoon.
‘Ik heb ze nog niet in gebruik genomen,’ zegt ze. ‘Ze staan nog te besterven in de schuur. Bij de schoenen en kleren en andere spulletjes van tantes van vriendinnen en kennissen.’
Ik moet denken aan het televisieprogramma Extreme Couponing, waarin op koopjes jagende huisvrouwen hun kelders en garages volstouwen met supermarktspullen.
‘Het is niet ziekelijk, hoor,’ zegt mijn vriendin. ‘Niet zoals mijn vertaarting destijds.’
Ze heeft een tijd lang taarten gebakken. Heel mooie taarten, themataarten met fondant in allerlei kleuren. Iedereen die wat te vieren had, kreeg een bijpassende taart. Op het hoogtepunt van de vertaarting bakte ze er wel vijf per week. Taarten met zwembaden en voetbalvelden, met speelgoeddieren, Playmobilmannetjes en Barbies in feestjurken erop. Iedereen vond ze geweldig. Iedereen vond háár geweldig. Toen zei haar therapeut dat ze ermee moest stoppen. Het liep uit de hand. Het ging niet meer om taart. Het ging om een vertaarting van gevoelens. Ze stopte, en heeft nooit meer een taart gebakken.
‘Ik rook weer stiekem,’ zeg ik.

zondag 16 september 2012

Klaar

Het stof is gezogen, de was is gedraaid.
De keuken is gedweild, de vriezer ontdooid.
Het bed is verschoond.
De douche is ontkalkt.
De dode huidcellen zijn afgescrubd
en uit het toetsenbord verwijderd.
De slaap is geslapen.
De krant is gelezen (van A tot Z).
De telefoontjes zijn gepleegd.
De uitnodigingen voor feestjes en boekpresentaties zijn ge-RSVP'd.
De poes is geaaid (en geaaid en geaaid)
De asbakken zijn geleegd
Het bureau is gesopt.
Het geld is geteld.
De klus is geklaard.


donderdag 6 september 2012

Even op en neer naar Albert Heijn

‘Zo, naar de wasserette?’ zegt de postbezorger tegen een vrouw die met twee grote tassen haar huis uit komt. Hij heeft een Amsterdams accent dat je overwegend in Lelystad en Almere hoort.
De vrouw knikt wat.
‘Geen wasmachine zeker? Zijn die huissies te klein voor, hè.’
‘Nee,’ zegt de vrouw, ‘geen wasmachine.’
‘Ja, dat heb je in Amsterdam.’ Hij duwt de post naar binnen en vervolgt fluitend zijn weg.

Voor me op straat loopt een man in pak te bellen. Uit zijn tas steekt een laptop. De tas heeft een rits en had makkelijk dicht gekund, zie ik.
‘Ja hoor, dat kan,’ hoor ik hem zeggen, ‘de zaal gaat om half twee open en de show begint om half drie.’ Hij stapt stevig voort. ‘Wat zegt u? O, een stripteaseshow. Een STRIP-TEASE-SHOW.’ Hij luistert even. 'Ja, dat is inbegrepen.'

woensdag 5 september 2012

Spa

Ik heb ontzettende zin om mijn huis schoon te maken. Om ramen te zemen, de vriezer te ontdooien, kasten uit te mesten. Dat doe ik namelijk altijd als ik een grote klus af heb. Hoofd leegmaken, huis schoonmaken. Maar de grote klus is nog niet af, ik moet nog anderhalve week. Anderhalve week waarvan ik elke minuut nodig heb. Eigenlijk zou ik nog anderhalve maand moeten hebben. Maar dat kan niet, de drukker wacht, iedereen wacht. Ze wachten op mij. Nooit eerder wogen laatste loodjes zo veel. Ik ben moe. Ik wil met een boek op de bank liggen. Of op een strandje. Maar liever nog lig ik in bed. Een hele dag, twee dagen, drie. De fut is eruit. Ik opende gisteren een fles Spa met nog maar een restje erin en dacht: dit ben ik. Twee maanden lang was ik nieuwe Spa, die al spoot en bruiste voor de dop goed en wel van de fles was. Nu ben ik een futloos bodempje.

maandag 3 september 2012

Fluitje

‘Kijk eens wat een goede mondhygiëne,’ zegt de tandarts tegen zijn assistente.
‘Nóu,’ zegt ze, ‘zo zie je het niet vaak.’
Ik lig in de stoel met mijn mond wijd open en voel me weer even het kleine meisje dat na elk bezoek aan de tandarts een fluitje kreeg als beloning voor een totaal gebrek aan gaatjes.
Het zou nog jaren duren voordat ik doorkreeg dat het fluitje, dat toch al nooit goed floot, geen fluitje was, maar een beschermhuls voor injectienaalden.
Tegen de tijd dat ik mijn eerste verdoving kreeg, de naald mijn tandvlees binnen voelde dringen en de bittere smaak proefde die hij achterliet, was ik te oud om nog een fluitje in ontvangst te kunnen nemen.