woensdag 29 februari 2012

;-)

‘Dit jaar ben je eindelijk weer eens jarig hè.’ Zeker drie mensen hebben dit de afgelopen weken tegen me gezegd. Ik ben op 28 februari jarig, maar er zijn altijd mensen die denken dat het 29 februari is. Misschien vinden ze dat romantischer.
Als ik op 29 februari was geboren was ik vandaag 13 geworden. Ik zou nog steeds bij mijn ouders wonen, terwijl mijn broer en zus allang het huis uit waren en een gezin van zichzelf hadden. Net als mijn vrienden. Het is zelfs de vraag of ik nog wel vrienden had, want vroeg of laat zou iedereen me ontgroeien. Zij zouden praten over hun relatie en de kinderen en ik zou nog steeds verliefd zijn op popsterren. Zij zouden huizen kopen, ik zou hooguit andere posters op mijn kamer hangen. Zij zouden het hebben over de invloed van de crisis op hun carrière en ik zou voor het vierde keer meedoen aan de Cito-toets, waar ik dit jaar dus echt wel vet hoog in zou gaan scoren.
Jaar in jaar uit leerde ik dezelfde stof op school, alleen mijn klasgenoten wisselden. Ik liep jarenlang in dezelfde kleren, want groeide nooit ergens uit. Kreeg zelden nieuwe spullen, hoorde nooit eens iets nieuws. Het leven zou iets zijn dat vooral door anderen werd geleefd. Intussen zat ik in de wachtkamer te wachten tot het mijn beurt was, bladerend door telkens hetzelfde tijdschrift.

Terwijl ik dit tik, komt er een mailtje binnen: Gefeliciteerd, hè ;-)
Vooral die ;-) verontrust me.

woensdag 22 februari 2012

Fight or flight

Ik weet niet meer hoe we erop kwamen, maar opeens hadden we het over vechten. Of we het zouden kunnen als het erop aankwam.
Je hoeft nooit te vechten, zei de man in ons gezelschap, je kunt altijd weglopen.
Maar stel dat het moet, hield ik aan. Stel dat je niet weg kunt, zou je dan vechten? Zou je weten hoe het moet?
O ja, zei de man, ik zou hem hier raken, tussen zijn ogen. Hij maakte van zijn vingers een soort steekwapen en kreeg opeens een heel vuile blik in zijn ogen. Die kon vechten, dat was duidelijk. Maar kan ik het? Soms droom ik dat iemand een klap geef, dan voelt mijn vuist als gelatine. Hoe hard moet je slaan wil je iemand goed raken? Het is niet iets wat je kunt oefenen, je kunt niet op een doordeweekse avond aan een vriend of vriendin vragen: mag ik je even slaan? Ik wil weten hoe hard ik het kan. En dan is er nog een verschil, lijkt me, of je je hand gebruikt of een voorwerp. Met de hand bestaat een risico dat je te zacht slaat, met een voorwerp (zeg een wijnfles. Ja, ik heb er over nagedacht) eerder dat je te hard slaat. Je wilt iemand niet doodslaan, toch? Je wilt hem tijdelijk uitschakelen. En nu we het er toch over hebben, wat voor iemand is dat eigenlijk?

Toen ik net in Amsterdam woonde, woonde er een heel eng, agressief ventje schuin tegenover me. Als ik aan kwam lopen ging hij midden op de stoep staan om obscene dingen tegen me te zeggen. Een enkele keer zag ik hem als ik uit de nachtbus of de laatste tram naar huis stapte. Dan liep ik dat hele stuk door die stille donkere straten achter hem, heel langzaam en op grote afstand, ervoor wakend dat hij me niet zag. Ik bedacht dingen die ik tegen hem zou zeggen als hij me zou willen verkrachten, dingen die hem van gedachten zouden doen veranderen. Dat ik zwanger was bijvoorbeeld. Of nog maagd. Of ik zou, maar dat was riskanter, zeggen: Doe maar, mijn leven is toch al niks waard. In de hoop dat hij dan zijn interesse zou verliezen, want als je iemand verkracht wil je dat die tegenspartelt, was mijn gedachte. Ik had veel gedachten, maar ik dacht nooit aan vluchten en ook niet aan vechten.

Op een dag stond hij voor mijn deur. De bel had geklonken, ik had aan het touw getrokken waardoor beneden de buitendeur openging en wachtte in mijn deuropening tot de bezoeker zich bekend had gemaakt. Toen verscheen hij in het trapgat. Ik hoefde alleen maar een stap naar achteren te doen en de deur dicht te gooien, maar ik deed niks. Ik staarde naar hem en hij staarde terug. Hij was dronken. Even bleef hij staan aarzelen op de bovenste tree, toen liep hij zonder iets te zeggen langs me, de trap op naar de tweede verdieping. Daarna hoorde ik hem weer naar beneden komen, alle trappen af en naar buiten. Maar toen zat ik alweer binnen, achter een dichte deur. Het slot erop.

zondag 19 februari 2012

Herdenking

Ze zat schuin achter de piano, voor de kijkers rechts. Ik dacht eerst dat ze een hoed op had, of een pruik, maar toen ik beter keek zag ik dat het haar kapsel was. Misschien had ze gedacht: ik draag mijn haar voor de gelegenheid een beetje afro-american.
Ze was de enige blanke en de enige die zwart droeg, rondom haar was iedereen gekleed in het wit. Maar ze liet zich niet kennen. Toen Bobby Brown was verschenen met een entourage van negen personen waar niet op was gerekend, bleef zij zitten waar ze zat. Ze piekerde er niet over om haar plaats af te staan, ze had er net zoveel recht op om hier te zijn als een ieder ander. Dat ze pal in beeld zou komen tijdens de live uitzending, daar had ze niet op gerekend. Maar ze paste zich razendsnel aan. Toen Alicia Keys zong: ‘She was an angel,’ knikte ze driftig van ja, dat was ze, en toen Keys daaraan toevoegde: ‘We will never forget you,’ schudde ze haar hoofd. Toen Stevie Wonder achter de piano plaatsnam en Love is in Need of Love Today inzette, een nummer uit haar jeugd waar ze misschien op had gedanst in Studio 54, of waar ze dan ook danste in die dagen, en iedereen om haar heen overeind kwam, kon ze niet blijven zitten. Er was alleen één probleem: waar liet ze haar handen? Ze hingen daar als twee dode vogels onderaan haar armen, je kon zien dat ze ze liever had thuisgelaten. Recht voor haar werd iemand uit het publiek weggeleid door een verpleegster met een wit kapje op, en op dat moment vonden haar handen elkaar, op kruishoogte, meer bij toeval dan met voorbedachte rade, leek het. Even klapte ze mee, toen stak ze haar handen snel in de zakken van haar jasje.
Ze deed haar stinkende best, dat moest ik haar nageven. Maar zwart zou ze nooit worden, dat wist ze zelf ook.

vrijdag 17 februari 2012

Symbiose

Mijn kat heeft een symbiotische relatie met mij. Althans, ik geloof dat ze dat denkt. Ze slaapt wanneer ik slaap, wast zich wanneer ik me was en eet wat ik eet. Ik heb hart gekocht en heel duur kattenvoer, minuscule blikjes vol fruit de mer, maar ze moet het niet. Ik heb haar rauwe vis geserveerd, mosselen, garnalen, biefstuk. Ze keurt het geen blik waardig. Maar een beschuit met hagelslag daarentegen…

Als ik onder de douche sta, springt ze op de kast in de douche, waar de stoomwolken heendrijven en gaat zich daar zitten wassen. Als ik me heb afgedroogd gaat ze op mijn vochtige handdoek liggen rollen.
Trek ik de wc-deur open, dan staat zij daar, met vier poten balancerend op de bril, verstoord opkijkend. De telefoon: ze moet hem alleen nog leren beantwoorden. Als hij overgaat holt ze erheen en duwt hem met haar neus van tafel. Vind ik bij thuiskomst de telefoon op de vloer, dan weet ik dat ik ben gebeld.
Als ik druk zit te lachen en te doen met bezoek, gaat ze keihard door het huis hollen, op kasten springen en mengt ze zich schreeuwend in het gesprek.
‘Kom nou toch eens gezellig bij mij,’ zegt het bezoek soms. Maar ze piekert er niet over, ik kruip toch ook niet bij het bezoek op schoot?
’s Nachts rolt ze zich op tegen mijn buik, dan stijgt en daalt haar lijf op het ritme van mijn ademhaling.
Als ik ga werken komt ze naast mijn toetsenbord liggen. Af en toe strekt ze een poot uit en tikt ze ook een paar letters. Vanmorgen was dat: Dflhrsiotuq3=4nb y5bh[wh
Ik doe net alsof ik niet weet wat dat betekent.

zondag 12 februari 2012

Iets met mensen of zo

Ik heb al een paar dagen last van een piep in mijn oor. Nee, piep is niet het juiste woord, het is een ding-dong. Zo’n geluidje dat klinkt op luchthavens of stations. Attention, passengers for flight one two three to Copenhagen… Ik hoor het alleen als ik er niet op let. Zodra ik ga luisteren is het verdwenen.
Het verscheen gelijk met de pijn in mijn rug. Een soort linkshandige spierpijn in mijn onderrug. Ik ging naar de Chinese masseuse en die zei: komt door de kou. Maar inmiddels zit het er al zes dagen, net als de ding-dong, en het reageert op massage noch spierbalsem.
Ik vermoed een verband tussen de rugpijn en de ding-dong. Misschien zijn mijn draden verkeerd verbonden. Mijn leven wordt momenteel gerenoveerd, vandaar. Alles staat in het teken van de migraine. Ondergaan, rekening houden met, en triggers zoveel mogelijk vermijden. Kortsluiting zien te voorkomen. Rust en regelmaat, dat is wat ik nodig heb. Vanachter mijn computer kijk ik toe hoe anderen naar borrels en feestjes gaan en daarna samen de morning after beleven op Facebook, terwijl ik alweer uren wakker ben, nog wat onwennig in mijn nieuwe leven. Het is koud om half 7 's ochtends, en doodstil. Behalve op de zondagochtend, die voor de mensen die ik buiten zie lopen nog een zaterdagnacht is. Ik ben mijn oude leven aan het afbouwen. Nog één boek, denk ik, dan zoek ik een baantje, iets waarbij ik niet constant op mijn tenen hoef te lopen en een normaal salaris krijg. Iets met mensen of zo.
Ding-dong, klinkt het in mijn hoofd.

zaterdag 11 februari 2012

Partnershop

Ik kocht een elektrische melkopschuimer bij Bol.com. Dat leek me een handig apparaat. Een week lang maakte ik er gebruik van, toen brandde hij door. Ik surfte naar Bol.com op zoek naar het adres van de klantenservice. Het bleek dat ik het apparaat had aangeschaft bij een partnershop, daar moest ik contact mee opnemen. Ik zocht de factuur erbij. De partnershop heette Scheer & Foppen. Maar nergens op de factuur stond een telefoonnummer of e-mailadres. Na wat googlen kwam ik op een website terecht. Ik stuurde een mailtje en wachtte.
En wachtte.
En wachtte.
Ik besloot ze te bellen (50 cent per minuut). ‘Nééé,’ zei de mevrouw aan de telefoon, ‘u zit bij ons verkeerd. Onze bedrijfsnaam staat wel op de factuur, maar u heeft het artikel gekocht bij Bobshop.’
‘Bij wie?’
‘Bij Bobshop. Ik zal u een e-mailadres geven.’

Ik mailde Bobshop. En wachtte. En wachtte.
Ik belde Bol.com. ‘O,’ zei de mevrouw aan de lijn, ‘ik zie het al. U heeft uw product niet bij Bobshop gekocht, maar bij Megapool. Ik zal u even het e-mailadres van Megapool geven.’
Ik mailde Megapool. Megapool belde terug. ‘We vinden er niks over in onze administratie, ik denk niet dat u bij ons moet zijn.’
Toen belde Bol.com. Er was een vergissing gemaakt, ik moest niet bij Megapool zijn, maar bij Bobshop. De mevrouw aan de telefoon gaf me een e-mailadres en een telefoonnummer. ‘Maar ik zou ze niet bellen als ik u was, ik heb net tien minuten in de wacht gezeten. Voor vijftig cent per minuut.’

Bobshop bleek een servicepagina op de website te hebben waar je defecte apparaten kon aanmelden. Als het apparaat binnen 14 dagen na aanschaf kapot ging kon het worden omgeruild voor een nieuw apparaat. Daarna verviel de garantie en kon het alleen nog worden gerepareerd. Er waren inmiddels vier weken verstreken na mijn eerste poging contact op te nemen, dus ik kwam niet meer in aanmelding voor omruilen. Ik kon het alleen ter reparatie aanbieden, door middel van ‘het bijgeleverde retourformulier.’
Ik nam de hele correspondentie door, maar nergens een bijgeleverd retourformulier.
Dan maar zonder.

Ik had drie opties: ik kon het pakketje versturen voor € 5,50, ik kon het door DHL laten ophalen voor € 75,- of ik kon het naar het dichtstbijzijnde servicepunt brengen, waarvandaan het gratis kon worden opgestuurd.
Het dichtstbijzijnde servicepunt was niet echt dichtbij, maar ik besloot toch voor die optie te kiezen. Ik printte het toegestuurde retourlabel uit en plakte het op de doos.

‘Goedemorgen,’ zei de mevrouw van het servicepunt toen ik mijn pakje voor haar neerzette, ‘waar moet dat heen?’
‘Daarheen,’ zei ik, en wees op het retourlabel.
‘Er staat geen adres op,’ zei ze.
Ik keek ook. Mijn adres stond erop en dat van het servicepunt, maar het adres van Bobshop ontbrak. Het automatische retourlabel bevatte geen adresgegevens.
‘Bobshop, zei u?’ De vrouw zocht het op in haar computer. ‘Nee, dat is geen contact van ons. Bol.com, dat wel. Maar Bobshop, nee.’

Ik keerde huiswaarts met het pakket onder mijn arm. Thuis belde ik Bobshop (50 cent per minuut). Na zeven minuten vroeg een man waarmee hij me van dienst kon zijn. Ik zei dat ik wilde weten naar welk adres ik een defect artikel kon retourneren. ‘Moment,’ zei hij. Toen hij weer aan de lijn kwam speet het hem, hij kon de adresgegeven van zijn bedrijf hij niet zo snel vinden. Misschien kon hij me die later mailen?
'Dat kan', zei ik.
Ik heb tot op heden niks ontvangen.

woensdag 8 februari 2012

Elfstedentocht

Het was 9 februari 1991 en het vroor al weken. Om twaalf uur ’s middags zou bekend worden gemaakt of de Elfstedentocht zou worden gereden. Mijn opa, een Fries, een fanatiek schaatser bovendien, was al de hele ochtend zenuwachtig. Hij had de Elfstedentocht van 1963 nog meegemaakt, en nu zou hij het misschien weer meemaken. Hij kon niet stil blijven zitten. Mijn oma werd er iebel van. ‘Ga in godsnaam iets doen,’ zei ze. ‘Ga de oprit maar schoonvegen.’
Mijn opa trok zijn jas aan, zette zijn hoedje op en pakte de bezem uit de schuur. Hij veegde de sneeuw voor de deur weg en toen die op de oprit. Hij was heel lang bezig. Toen hij weer binnenkwam schonk mijn oma hem een kop koffie in en gaf hem een stuk kruidkoek. Mijn opa ging op de bank zitten, hij at de koek op, dronk zijn kopje leeg en sloeg met zijn hoofd achterover.
Dood.

De Elfstedentocht werd niet gereden dat jaar.

maandag 6 februari 2012

Douchen

Ik ben gek op douchen. Douchen is ook overal goed voor. Voor de hygiëne, om op te warmen, te ontspannen, als troost en als pijnstiller, en om op ideeën te komen. Tegen beginnende schrijvers zou ik willen zeggen: vooral veel douchen. Want onder de douche krijg je de beste ideeën. Dan komen de mooie zinnen, de briljante invallen, de oplossingen voor problemen.

Het enige nadeel van douchen is dat je je na afloop moet afdrogen, insmeren met allerlei crèmes, de klitten uit je haar moet borstelen en make-up moet opbrengen. Vooral als je net een briljante inval hebt gehad is dat heel vervelend. Soms hol ik, maar nauwelijks afgedroogd, met wat haastig aangeschoten kleren naar mijn computer, om er pas na een uur of twee achter te komen dat ik mijn kleren binnenstebuiten aan heb en mijn haar is opgedroogd tot een woeste bos klitten.
Dat is dan weer het voordeel van thuiswerken.

zaterdag 4 februari 2012

Sneeuw

Het zal wel heel rustig worden, zeiden we, al die oudere schrijvers blijven sowieso thuis. Wel sneu voor de uitgever, zeiden we, dat feest loopt finaal in de soep.
Maar toen we de trap opliepen van het Americain, waar het feest werd gehouden, stuitten we meteen op Remco Campert die in het portiek stond te roken. Zonder jas.

Ik was met stijve poten naar het Leidseplein geschuifeld, ijsijzertjes met spijkers onder mijn schoenen gebonden, mij zou niks overkomen. We hadden van te voren in een kroeg afgesproken, twee schrijvers en hun agent. De afgesproken tijd haalden we geen van allen. Ik was er als eerste, na twintig minuten kwam de tweede binnen, met een rood hoofd van de inspanning, na drie kwartier de derde, met grote ogen van verwarring. Maar goed dat wij wel gaan, zeiden we, anders is er echt helemáál niemand. En we bestelden alleen een heel klein borrelhapje, want straks was daar een buffet dat we vrijwel in ons eentje zouden moeten leegeten. Misschien hadden we tupperware-bakjes moeten meenemen. Zonde als ze alles moesten weggooien.

Maar toen we binnenkwamen moesten we ons door de mensenmassa’s heen wurmen. Er was een meisje flauwgevallen tijdens de speech van de uitgever, hoorden we. Door de drukte. Of de warmte, want het was erg warm, ik stond weldra te stikken in mijn dikke trui. Er waren verder geen truien, geen moonboots te zien. Wel veel blote jurkjes, panty's en hakken. En het wemelde van de oudere schrijvers. De sneeuw, de files en de vertraagde treinen hadden ze er niet van weerhouden te komen. Ze wonen natuurlijk allemaal om de hoek, zei iemand. Maar dan nog, zei een ander, om de hoek is het ook glad.
Enkele bakken van het buffet waren al bijna leeg, de pavlova al half op.

Na afloop schuifelde ik naar huis zonder de ijzertjes onder mijn schoenen, maar met alcohol in mijn lijf. Dat had hetzelfde effect, merkte ik.

vrijdag 3 februari 2012

Vierkant

In een van mijn vroegste herinneringen ga ik samen met mijn vader op bezoek bij zijn oom en tante. Als we in de lift van hun flat staan gebeurt er iets dat enorme indruk op me maakt, iets met mensen, een melkfles en bloed. Meer weet ik er niet meer van, of misschien heb ik het nooit geweten. Ik herinner me dat we daarna uit de lift stapten en ik de galerij voor me zag liggen als een geometrische vorm, een vierkant met vanuit de hoeken weglopende lijnen. Zeg maar zo:

Jaren later lagen op de vloer van mijn kamer rieten matten met het zelfde patroon. Op zomeravonden als het nog licht was wanneer ik naar bed moest, durfde ik er niet naar te kijken. Dan moest ik denken aan bloed en gebroken melkflessen.

De vorm nestelde zich in mijn hoofd. Op een camping in Frankrijk werd ik eens wakker van mijn moeder die vanuit de andere tent fluisterde: ‘Marieke, wat is er?’ Ik besefte dat ik had gehuild in mijn slaap, maar wist niet waarom. Ik wist alleen nog dat ik die vorm had gezien.

Nog jarenlang zag ik het vlak voordat ik in slaap viel, op het moment tussen waken en slapen in. Vooral als ik moe was, na een drukke avond, en mijn lichaam al wegzakte terwijl het in mijn hoofd nog druk was. Dan was het alsof er een koker vanuit mijn hoofd omhoog liep, en aan het einde van die koker zat het vierkant, als een hel verlichtte ruimte. Er liepen mensen in rond, ze praatten, maar waren te ver weg om ze te kunnen verstaan.

Heel soms kan ik het nog oproepen. Ik probeer dichterbij te komen, de gezichten van de mensen te zien, te luisteren naar wat ze zeggen. Maar dat lukt nooit.

woensdag 1 februari 2012

Geheugen

Het geheugen is een wonderlijk ding, denk ik als ik na tweeënhalve dag migraine weer over straat loop. Zodra pijn is weggetrokken ben je hem vergeten.
Het schijnt dat mensen geen geheugen hebben voor pijn. Hadden ze dat wel dan zouden ze trauma’s ontwikkelen. Dat vind ik mooi bedacht van het lichaam.
Voor psychische pijn daarentegen heb je dan weer wel een geheugen, terwijl die pijn veel ondraaglijker kan zijn dan fysieke pijn. Dus helemaal goed geregeld is het ook weer niet.

Het geheugen is een wonderlijk ding. Waarom onthoud je het ene wel en het andere niet? En dan is er nog de manier waarop je iets onthoudt. Een herinnering is constant in beweging, iets dat tien jaar geleden gebeurde herinner je je nu anders dan vijf jaar geleden, en zal ook in de toekomst nog veranderen. Herinneringen worden constant gevoed met verhalen van buitenaf, nieuwe indrukken en ervaringen. Iemand die daar goed in is, kan je zelfs een herinnering aanpraten. Je kunt je dingen gaan herinneren die nooit zijn gebeurd. Zo kunnen mensen ook gaan geloven in hun eigen leugens.

Ik werk momenteel met herinneringen, ik stop ze in een boek. Daar is iets raars mee. Als ik iets heb beschreven wat waargebeurd is en de werkelijkheid een beetje heb aangepast, weet ik op een gegeven moment niet meer waar ik hem heb aangepast. Of ik hem heb aangepast. De fictieve versie heeft de plaats van mijn herinnering ingenomen.

Laatst las ik oude dagboeken van mezelf terug. Ik las over gebeurtenissen waarover ik fictie had geschreven, vanuit mijn herinnering. Het verbaasde me hoe ver ik van de werkelijkheid was afgedwaald. Nee, nee, zo ging het helemaal niet, zei ik tegen het dagboek. Maar zo ging het blijkbaar wel. De herinnering was fictie geworden en fictie de waarheid.