woensdag 27 april 2011

Spaans

Mijn opa zat op Spaanse les bij de Volksuniversiteit. Dat zat hij al zo lang als ik wist. De opleiding duurde vier jaar. Als hij klaar was, begon hij weer opnieuw.
Elk jaar ging hij een week naar Spanje om zijn Spaans uit te proberen. Zonder mijn oma, want die kon geen Spaans, en dan was er niks aan, volgens mijn opa.
Soms praatte hij Spaans tegen mij, dan noemde hij me ‘señora’ en zei hij ‘muchos gracias’ als ik hem de krant aanreikte.
‘Toe vader, sloof je niet zo uit,’ zei mijn oma dan.

dinsdag 26 april 2011

Alweer

'Jezus, ben je daar nu alwéér?' zei de vrouw in het zwembad tegen de haar tegemoet zwemmende man.
Ik wachtte tot een van beide zou beginnen te lachen of er een grap achteraan zou plaatsen. Maar dat gebeurde niet. Ze zwommen zwijgend langs elkaar, de vrouw grimmig kijkend.

maandag 18 april 2011

Natuurfilm

(Voice over:)

'Sommige mensen zijn van mening dat dit zielig is...'
[beelden van een lachende Chineze vrouw die een hengel met een cakeje eraan vasthoudt en ermee heen en weer zwaait voor de neus van een pandabeer.]
'... maar dit helpt de pandabeer sterkere spieren in zijn achterpoten te krijgen.’
[beelden van de pandabeer die op zijn achterpoten staat en naar het cakeje slaat.]
‘Pandaberen in gevangenschap brengen de meeste tijd in zittende positie door, waardoor de spieren in hun achterpoten verslappen…’
[beelden van twee andere pandaberen die lui op hun rug liggen.]
‘En ze hebben sterke achterpoten nodig voor de geslachtsgemeenschap...'
[opnieuw beelden van de pandabeer die rechtop naar het cakeje hengelt.]
'Een pandabeer in gevangenschap stopt met het hebben van spontane geslachtsgemeenschap. Hij maalt er niet meer naar...’
[opnieuw beelden van pandaberen die lui op hun rug liggen]
‘Maar een pandabeer die geen geslachtsgemeenschap heeft wordt agressief en gaat vechten met zijn kompanen.’
[Beelden van een pandabeer die een andere pandabeer een knauw geeft.]
‘... daarom proberen de verzorgers alles om hem in de stemming te krijgen, van pandaporno tot viagra voor pandaberen. De verzorgers van Pinpin proberen het met een bamboestok die ze eerst tussen de lendenen van het wijfje doorhalen...’
[Beelden van een verzorger die met een stok een panda port]
‘... en vervolgens aan Pinpin geven. Maar Pinpin lijkt meer geïnteresseerd in de bamboe zelf dan in de geuren die eraan kleven.’
[Beelden van Pinpin die naar de stok klauwt en erop begint te kauwen.]
‘... Maar nu lijkt Pinpin beet te hebben. Het vrouwtje toont zich ontvankelijk voor hem.’
[Beelden van Pinpin die tegen een andere panda aan duwt.]
‘... het probleem is echter dat Pinpin nooit panda's in het wild heeft zien paren, en dus niet weet welke positie dat vereist.’
[beelden van Pinpin die de andere panda in de nek bijt, omgooit, op haar rug duwt]
‘... en de positie is heel belangrijk, want panda's hebben een uitzonderlijk kleine penis.’
[meer beelden van Pinpin die tegen de andere panda aanduwt]
‘Het duurt te lang en Pinpin begint gefrustreerd te raken...’
[beelden van Pinpin die tegen een klimrek bonkt]
‘Het heeft geen zin, en de verzorger besluit het koppel van elkaar te scheiden...’
[beelden van een man die een wortel in een aangrenzend hok werpt en Pinpin die erop afstuift.]
‘Ze zullen later een nieuwe poging wagen.’
[beelden van een pandabeer die languit op zijn rug op een wortel ligt te kluiven.]

zondag 17 april 2011

Babywalvis

Ik moest opeens denken aan een uitzending van The Jerry Springer Show waarin Jerry Springer op bezoek was bij een 350 kilo wegende man. De man was al tien jaar niet de deur uit geweest, om de simpele reden dat hij er niet meer doorheen kon. Hij sleet zijn dagen op bed, als een aangespoelde babywalvis, terwijl zijn vader, een magere oude man, voor hem zorgde.

‘Zoveel eet ik in feite niet, Jerry,’ zei de dikke man, waarna hij begon op te sommen wat hij zoal at op een dag. Het was inderdaad niet veel. ‘Ik ga er alleen ‘s nachts nog wel eens uit voor een snack.’

Beelden van de vader van de dikke man die een koelkastdeur open trok. Een familiepak hamburgers boven een pan omkeerde. Verontschuldigend opkeek naar de camera. ‘Het is mijn enige kind, ik kan hem niets weigeren. Ik wil alleen maar dat hij gelukkig is, Jerry.’
Vervolgens een schnitt naar de dikke man, rechtop in bed, zijn kin glimmend van de mayonaise. Een kinderlijk blije uitdrukking op zijn gezicht.
Jaloersmakend, die onschuld.

dinsdag 12 april 2011

Weg

Ik kan niks weggooien. Sommige mensen moeten daar de oorlog voor hebben overleefd, ik ben zo geboren. Onder mijn bed liggen stapels boeken die ik niet in de kast wil hebben, maar toch niet weg kan doen, in de berging staan serviezen waarvan nog maar één bord of één soepkom over is, en in mijn klerenkast hangen rijen miskopen die ik heb nagelaten te ruilen toen het nog kon.

Die boeken en serviezen, daar heb ik verder niet zoveel moeite mee. De kleren is een ander verhaal. Ik heb een schuldgevoel tegenover kleren die ik niet draag. Ik vind dat ik ál mijn kleren moet dragen, net zoals je niemand mag overslaan als je uitdeelt. Dus draag ik mijn miskopen, maar alleen binnenshuis en altijd in de hoop dat ik geen onverwacht bezoek krijg. Ik draag ze met opzet tijdens het doen van vieze klusjes zodat ze eerder in de was moeten en dus sneller zullen slijten, want nog goeie kleren wegdoen, dat vind ik zonde.

Met eten is het net zo. Toen ik op kamers woonde kreeg ik bij elk bezoek aan mijn grootouders, en dat was elke week, een groot stuk leverworst mee. Ik hield niet van leverworst. Toen ik klein was had ik eens in de Panorama een fotoreportage gezien van eten waarmee iets mis was gegaan in de fabriek. Een brood met een meegebakken muis erin, maar ook een doorgesneden leverworst waar een bebloed gaasverbandje uitstak. Sindsdien lustte ik geen leverworst meer. Maar dat durfde ik niet tegen mijn grootouders te zeggen. Vooral niet omdat hun leverworst van een kwaliteitsslager uit Badhoevedorp kwam, waar mijn opa en oma eens per maand heengingen om groot in te slaan. Dus nam ik het stuk leverworst mee naar huis, waar ik het in de koelkast op mijn studentenkamer legde. Weggooien kon ik het niet. Niet zolang het nog goed was. Wekenlang lag die worst daar. Soms gaf ik er wat van aan de kat, hoewel ik dat eigenlijk zonde vond, kwaliteitsleverworst aan de kat voeren. Pas als de schimmel erop stond durfde ik de worst weg te gooien. Dat kon echter lang duren. Soms lag er meer leverworst in mijn koelkast dan ander voedsel, want elke week kreeg ik een nieuw stuk.

Op een gegeven moment werden mijn grootouders te oud om helemaal in Badhoevedorp hun boodschappen te doen, en was het afgelopen met de leverworst.
Wel kocht mijn opa nog steeds eieren met dubbele dooier van een mannetje in Aalsmeer. Maar dat is een heel ander verhaal.


vrijdag 8 april 2011

Dik

Mijn moeder had een afkeer van dikke mensen. ‘Dikke mensen hebben geen discipline.’ Zelf had ze altijd aan de lijn gedaan, ook toen ze zwanger was van mijn broer, mijn zus en mij. ‘Andere zwangere vrouwen werden moddervet, maar ik bleef hartstikke slank. Ik at gewoon wat minder. Daar kun je aan wennen hoor. Je maag is net een elastiekje.’

Tijdens mijn eerste levensjaar hield ze een soort logboek bij. Toen ik zestien was kreeg ik het te lezen. Het was in de ik-vorm geschreven. ‘Vanmorgen was ik zonder reden heel vervelend en chagrijnig. Mamma werd heel moe van me.’
Ik heb het nooit uitgelezen.

donderdag 7 april 2011

Verkeerd

Mijn vader hield van grapjes waar alleen hij om moest lachen. Als iemand hem vroeg: 'Weet u hoe laat het is?' antwoordde hij: 'Ja, dat weet ik.' En dan liep hij weg.
'Weet u waar het gemeentehuis is?' 'Ja, dat weet ik.' En verder niks.
Op een dag hoorde ik hem de telefoon opnemen en zeggen: 'Nee, je bent niet verkeerd verbonden, je hebt verkeerd gedraaid.'
'Dat kun je niet meer zeggen,' zei mijn moeder, die het blijkbaar ook had gehoord. 'Niemand heeft nog een draaischijf tegenwoordig.'

dinsdag 5 april 2011

Groupon

‘Ik heb geen puf om te koken vanavond,’ zei mijn vriendin, ‘laten we ergens gaan eten. Lekker relaxed.'
‘Ik heb een Groupon-bon voor een Ethiopiër,’ zei ik, ‘als we die gebruiken is het gratis.’
‘Nog relaxter,’ zei mijn vriendin.

Ik belde de Ethiopiër en zei dat ik wilde reserveren voor twee personen.
‘Met een Groupon-bon?’ vroeg de man die opnam.
‘Eh, ja,’ zei ik. Hoe wist hij dat? De Ethiopiër stond bekend als de beste van de stad, het leek me stug dat er alleen mensen met Groupon-bonnen kwamen.
‘Dat kan alleen nog tussen vijf en zes,’ zei de man.
‘Tussen vijf en zes,’ zei ik.
‘Ja.’
Ik wilde net zeggen dat het dan overging toen hij zei: ‘Maar misschien komt die man niet opdagen. Dan kunnen jullie wel komen.’ Hij zei niet wie ‘die man’ was.

We spraken af dat hij zou bellen als er een tafeltje vrijkwam. Als hij om drie uur nog niet had gebeld had hij geen plek voor ons, dan was ‘die man’ wel gekomen.
Het was kwart over 12. Ik bleef een beetje krampachtig in de buurt van de telefoon rondhangen, en toen ik ging douchen legde ik de telefoon op de wastafel. Maar hij belde niet terug.

Ik belde mijn vriendin om haar te vertellen dat we die avond ergens anders moesten afspreken. Ze nam haar telefoon niet op en ik sprak in. Ze belde niet terug. Ik belde haar vaste nummer. Er werd niet opgenomen en de voicemail stond uit. Ik keek naar buiten. Het regende keihard. De Ethiopiër lag heel erg uit de buurt, voor mij en voor haar. Ik probeer haar nog een paar keer te bellen, maar kreeg haar niet te pakken. Er zat niks anders op dan alsnog naar het restaurant te gaan, dan moesten we vanaf daar maar op zoek naar een ander restaurant.

De Ethiopiër zat in een lange straat op nummer 47, volgens de Groupon-bon die ik nu niet meer kon gebruiken, maar toch maar in mijn tas had gestopt – en gelukkig maar, anders had ik het nummer niet geweten. Ik stapte uit de tram en zag dat ik me ergens halverwege de 200 bevond. Ik liep terug naar het begin van de straat. Toen stond ik voor nummer 53. Nummer 47 zat aan de andere kant van de stoplichten en zag eruit als een woonhuis. Een donker woonhuis. Ik keek om me heen, maar zag niks dat op een restaurant leek. Het was donker en de straat was vrijwel uitgestorven. De wind trok aan mijn paraplu, wierp een handvol regen in mijn gezicht. Ik dook een portiek in en belde mijn vriendin. Ditmaal nam ze op.
‘Waar zit je!’ schreeuwde ik, boven de wind en de regen uit.
‘Hier!’ schreeuwde ze terug. ‘In die tent!'
‘Maar we hebben geen reservering!’ schreeuwde ik. Een fietser in een regenpak keek om.
‘Nee, maar ik mag gewoon blijven zitten van ze!’
‘Oké, ik kom eraan!’ Ik vroeg haar op welk nummer het zat. Dat wist ze niet. ‘Het is een heel grote zaak, bij die kruising.’ Toen viel de verbinding weg.
De kruising was in de buurt van nummer 200, aan het andere eind van de straat. Ik draaide me om en begon weer te lopen. Mijn paraplu klapte binnenstebuiten, mijn haar werd nat, mijn voeten waren al nat. Eindelijk zag ik een uithangbord met de naam van het restaurant.
‘Ik ben op zoek naar mijn vriendin,’ zei ik tegen de man die me ontving.
De man keek de zaak rond alsof hij wilde zeggen: kies maar iemand uit. Maar mijn vriendin zat er niet tussen. Ook zou ik de zaak niet snel omschrijven als ‘heel groot’. Voor de zekerheid checkte ik nogmaals de naam op het uithangbord. Ja, het klopte.
Ik liep weer naar buiten en probeerde nog een keer mijn vriendin te bellen. Voicemail. Ik verbrak de verbinding en keek achterom, de donkere straat in die glom van de regen. Ergens in deze straat moest ze zich bevinden, maar waar?
En net toen ik het op wilde geven, zag ik dat er aan de overkant van de straat nóg een Ethiopisch restaurant zat. Een heel grote zaak.
‘Heeft u een reservering?’ vroeg de lachende neger die me binnenliet. Ik schudde mijn hoofd. ‘Ik zoek mijn vriendin,’ fluisterde ik, opeens uitgeput.
De man pakte mijn hand en trok me mee, naar een nis achter een gordijn waar een koloniaal aandoende discohoek schuilging. In een hoekje bij het raam zat moederziel alleen mijn vriendin.
‘Je zit in de verkeerde tent,’ siste ik.
Ze kwam meteen overeind. ‘O gelukkig,’ zei ze, ‘het is hier heel raar.’

We struikelden naar buiten, de regen weer in, en vonden een Marokkaans restaurant dat best duur was en waarvoor ik geen Groupon-bon had. Maar dat maakte allemaal niet meer uit. We bestelden een grote fles wijn en tegen de tijd dat die op was waren we eindelijk zo relaxed als we voor ons hadden gezien.