dinsdag 23 februari 2010

Pick-up II

We hadden het nog steeds over pick-ups en vreemde plekken waar we pick-up lines hadden mogen horen. Op de fiets vind ik best een vreemde plek. Het was op een zondagmiddag, ik fietste heel hard naar huis toen ik achter me gehijg hoorde. Er kwam een jongen naast me fietsen – ook heel hard. `Heb je misschien-‘ hij hapte naar adem, `zin om een jointje met me te gaan roken?’ Ik keek hem aan, hij had een aardig gezicht. Ik wilde tegen hem zeggen dat dit niet zo'n goeie pick-up line was, misschien blowde ik niet of was ik in het algemeen anti-drugs, hoe dan ook, als hij een vrouw wilde oppikken kon hij beter een algemener voorstel doen, koffie ofzo. Dat zei ik niet tegen hem, want wie ben ik om een wildvreemde te vertellen hoe de wereld in elkaar steekt. Voor je het weet heb je ruzie. Dus lachte ik vriendelijk naar hem en zei, stevig doortrappend: `Nee, dank je.’ Hij droop af, maar even later hoorde ik opnieuw gehijg achter me. Daar was hij weer, zijn hoofd was nu een beetje rood aangelopen. `Koffie dan?' Hij had blijkbaar heel wat geleerd in de tussenliggende seconden. Maar ja, toen had die vraag over dat jointje al voet aan vaste wal gezet bij me. Dus ik bedankte weer beleefd en fietste in mijn eentje verder. Grijnzend, dat wel.

Ik weet het, vrouwen maken het mannen soms niet makkelijk.

zaterdag 20 februari 2010

Pick-up

Ik dronk koffie met een vriendin en we hadden het over pick-ups. Niet over platenspelers en ook niet over auto's, maar pick-ups van pick-up lines. Daar is niet echt een goed woord voor in het Nederlands. Openers dekt de lading niet. Het zit tussen een opener en een versiertruc in.

De vreemdste plek waar ik ooit werd aangesproken met een pick-up line was de supermarkt. Nu zeggen vrouwenbladen en zelfbenoemde datingoeroe’s altijd dat de supermarkt een heel goeie plek is om mannen/ vrouwen te ontmoeten, maar ik geloof niet dat ze specifiek bedoelen: bij de vleeswaren. Daar vond dit wel plaats, op de vleeswarenafdeling. Ik werd er aangesproken door een man. Hij was niet onaantrekkelijk en oogde ook niet psychisch gestoord. (Dit voor de duidelijkheid.) Hoe zijn pick-up line precies luidde ben ik vergeten, maar ik holde in elk geval niet meteen gillend weg. We maakten een praatje, en toen liep ik door. In het volgende gangpad kwam ik hem weer tegen, en het daarop volgende gangpad weer. Telkens wisselden we een paar woorden, en tegen de tijd dat we in de rij voor de kassa stonden gaf hij me zijn telefoonnummer. Nâh, dacht ik, echt niet dat ik ga bellen.

’s Avonds toetste ik het nummer in.
`Met Marieke, je weet wel, van de vleeswaren.' Ik hoorde nu pas hoe stom het klonk.
Hij reageerde nauwelijks verrast. `Ik wist wel dat je zou bellen,’zei hij.
Dat vond ik zo'n afknapper dat ik onmiddellijk wilde ophangen. Maar dat deed ik niet, ik bleef vijf lange minuten met hem aan de lijn, toen zei ik dat er iemand voor mijn deur stond en hing op. Ik heb nooit meer teruggebeld.

Waarmee ik niet wil zeggen dat mannen geen vrouwen moeten aanspreken, integendeel, maar misschien is de vleeswarenafdeling van de supermarkt niet echt de meest geschikte plek.

dinsdag 16 februari 2010

Vrouw & bal

Vroeger had je maar één boekenbal, het Boekenbal. Veel mensen denken dat het een feestje is voor schrijvers en uitgevers, maar het is vooral een feest voor boekhandelaren. De schrijvers dienen slechts als decoratie, vandaar dat alleen grote schrijvers een uitnodiging ontvangen en maar een handjevol kleinere schrijvers. Omdat veel schrijvers dat feest dus mislopen, besloot wijlen Adriaan Jaeggi een aantal jaar geleden het Bal voor geweigerden te organiseren, een bal iedereen naar toe mocht, schrijver of niet. Toen kwam daar ook nog het Bladenbal bij, een bal voor, het woord zegt het al, bladenmakers. En sinds kort bestaat er nu ook een Vrouwenboekenbal.

Een vrouwenboekenbal. Ik heb daar gemengde gevoelens bij. Waarom een apart boekenbal voor vrouwen? Horen vrouwen er dan niet bij? Mij neigt het net iets te veel naar stoffig geworden initiatieven als het vrouwencafé en de vrouwendisco. Zitten we hier anno 2010 echt nog op te wachten?

Tijdens het Vrouwenboekenbal wordt ook een vrouwenboekenprijs uitgereikt, de Opzij literatuurprijs. Ook daar heb ik gemengde gevoelens bij. Boeken van vrouwen zouden geen aparte categorie moeten vormen, ze zouden gelijk moeten worden gesteld aan boeken van mannen.

Maar dat gebeurt nu eenmaal niet. Bekijk de shortlists van de Ako- en Libris-prijs van de afgelopen jaren en zie: slechts een klein percentage van de genomineerden is vrouw, en die gaat er zelden met de hoofdprijs vandoor. Bij de VSB poëzieprijs precies hetzelfde. Gouden Uil : idem dito (hoewel daar wel iets progessievere keuzes worden gemaakt). De enige literaire prijzen die met regelmaat door een vrouw worden gewonnen zijn debutantenprijzen en andere aanmoedigings(sic!)prijzen.

Om nu die enkele nitwit (m/v) voor te zijn die denkt dat vrouwen nu eenmaal slechtere boeken schrijven dan mannen:

Er wordt regelmatig onderzoek gedaan naar het verschil in boeken van vrouwelijke auteurs en boeken van mannelijke auteurs (want dat verschil bestaat wel degelijk), en het is ook geen geheim meer dat mannen van andere boeken houden dan vrouwen. Maar dat wordt niet vertaald naar literaire prijzen. De maatstaf voor kwaliteit wordt gevormd door boeken van mannen. Jury’s van grote literaire prijzen waarderen boeken die door mannen zijn geschreven over het algemeen nog steeds hoger dan boeken die door vrouwen zijn geschreven, zelfs als die jury voor de helft uit vrouwen bestaat.

Dus misschien is een speciale boekenprijs voor vrouwen wel nodig. Ik vrees alleen dat die nooit de status zal krijgen die een Libris of een Ako heeft. Het zal hoogstens een aanmoedigingsprijs blijven voor een achtergestelde groep.

Hoe dan ook, gemengde gevoelens of niet, ik ga vanavond naar het Vrouwenboekenbal. Op uitnodiging van een man, dat dan weer wel.

donderdag 11 februari 2010

Papegaai

Het was eigenlijk een heel lieve, ontwapende jongen. Helemaal niet dat schijnbaar arrogante figuur dat de dag na de aanslag bij CNN had gezeten. Hij zou daar heel veel geld voor hebben gekregen, werd er gezegd. Want Jasper, dat was een slimme zakenjongen.

Zo kwam hij nu helemaal niet over. Zijn eerste woorden bleven steken in zijn keel. Van de zenuwen, zei hij zelf. Maar toen de woorden eenmaal kwamen, bleven ze komen. Hij struikelde erover, bleef steken in details, zei `door het naald van de oog’, en vertelde hoe hij zijn hand in de onderbroek van de terrorist had gestoken om er iets uit te pakken, en niemand, zelfs Marc Marie niet, lachte daar om. Hij was de gedroomde held. The guy next door. Aardig, bescheiden, en nog steeds zichtbaar geschrokken.

Helemaal aan het einde van de uitzending, toen De jeugd van tegenwoordig voor hem had opgetreden (`Wie zijn de helden? Hij!’) Fokke en Sukke een tekening voor hem hadden gemaakt en Nico Dijkshoorn hem had vergeleken met Superman, zei Marc Marie opeens: `Je papegaai is toch dood?’ Ja, zijn papegaai was dood. Het was een heel lief beestje, dat altijd bij hem in bed sliep. En zo was het gebeurd. De papegaai was onder zijn kussen gekropen en Jasper had hem geplet.

Ik moest opeens denken aan Rossy dat krantenkind, mijn lievelingsboek toen ik klein was. Rossy was een meisje uit een heel arm gezin. Ze woonde met haar ouders, zusjes en een pasgeboren baby in een armoedig houten huisje. Op een avond, toen de ouders wegwaren, brak er brand uit in het huisje. Rossy vluchtte met haar zusjes naar buiten. Toen herinnerde ze zich de baby, die nog binnen was, en ze ging terug naar binnen om hem te redden. Daarbij liep ze zulke ernstige brandwonden op, dat ze maanden in een ziekenhuis moest doorbrengen, meer dood dan levend. Een journalist van de krant wilde er een verhaal over schrijven en vroeg haar vader wat voor kind Rossy eigenlijk was. De vader wist niet zoveel te vertellen, behalve dat ze dol was op een brood met appelmoes. `Eigenlijk op kip met appelmoes, maar daar hadden we nooit geld voor. Daarom kreeg ze altijd een boterham met appelmoes.’ Nadat het verhaal in de krant was gepubliceerd ontving Rossy uit alle uithoeken van het land gebraden kippen van mensen die zich haar verhaal hadden aangetrokken.

Jasper Schuringa zei dat hij op zoek was naar een `huisje’ in Amsterdam. Ik hoop dat iemand hem een huis aanbied. En niet dat mensen uit alle uithoeken van het land hem papegaaien zullen schenken.