woensdag 23 mei 2007

Oud

Vriendin heeft sinds kort een veel jongere vriend. Daar blijft ze jong bij, zegt ze.
Niet zo heel lang geleden had ik ook zo’n jongere vriend. Een flink jongere vriend. Hij gebruikte uitdrukkingen die ik niet kende en hield van bandjes waar ik nog nooit van had gehoord. Tijdens onze eerste nacht samen riep hij opgetogen: `Ik was bang dat je een heel oud lichaam zou hebben, maar dat is helemaal niet zo!’
Ik geloof niet dat ik me ooit ouder heb gevoeld dan op dat moment.

zaterdag 19 mei 2007

Kaasvlinders

Ik waande me een beetje Gerbrand, op een literair uitstapje met Jan, ware het dat we niet naar een boekwinkel in een chique duindorp vertrokken, maar naar het Mediapark in Hilversum, Studio 3 om precies te zijn.
In de studio was het, zoals vrijwel altijd in radiostudio’s, althans als ik er op bezoek ben, praktisch leeg. We ontmoetten Wim de Bie en ik wilde ter plekke door hem worden geadopteerd. We hadden het over de ontsnapte zilverrug en over de kaasvlinders die ons na afloop van het programma waren beloofd. We wachtten op een telefoontje van Jans vriendin, die elk moment kon bevallen, en hoopten dat dit nog tijdens Jans verhaal zou komen, want dat zou, zo zeiden we tegen elkaar, `heel spannende radio’ opleveren.
Maar het telefoontje bleef uit.

Ik las een verhaal voor in de categorie nee-je-mag-niet-vragen-of-het-autobiografisch-is (wat uiteraard wél gebeurde…) Jan las een verhaal voor dat minstens zo autobiografisch was – ware het niet dat het over een bokser in Rusland ging, en de schrijver van het winnende verhaal, die blijkbaar ook al bekend was met het verschijnsel De Verboden Vraag zei eerst heel stellig dat haar verhaal niet waar gebeurd was en vervolgens dat het `echt zo was gegaan.’ En daarmee vatte ze het begrip `autobiografisch’ eigelijk nog het beste samen.

We speelden Raar-op, een nieuw gezelschapspel gecreëerd door Wim de Bie. Daarna kregen we de beloofde kaasvlinders en dronken we een glaasje wijn van een ziekenhuistrolley in de gang.
It felt a hell of a lot like home.

De tomtom van de schrijver van het winnende verhaal bracht ons regelrecht naar het literaire stamcafé in de binnenstad, waar de werkelijkheid achter de fictie werd besproken, maar vooral in noodtempo veel te veel werd gedronken. Thuis knipperde het voicemaillampje knus en zat de mailbox vol nieuwe groeten. Vriend R. was ook nog wakker en we deelden de eieren die we kwijt moesten. Ik dacht aan alle engelse spreekwoorden die ik kende met home erin, en trok nog een fles open.

Afijn, om een lang verhaal kort, de volgende dag brachten we dus opnieuw in de lappenmand door, er alleen even uitkomend om een onsamenhangend stukje te tikken.

Hoe doet Gerbrand dat toch?

zondag 13 mei 2007

Deur

Ik moest opeens denken aan Pim, Frits en Ida. Dat overkomt me wel vaker, hoewel niet meer zo vaak als vroeger. Ik heb mijn vrienden wel eens gevraagd of ze Pim, Frits en Ida kennen, maar dan zeggen ze: wie?

Pim, Frits en Ida dus. De helden van de boekjes die we op de lagere school klassikaal lazen. Elk jaar een deeltje.
Klassikaal lezen betekende vrijwel altijd dat we ons met het tempo van de grootste leeskneus van de klas lettergreep voor lettergreep door de tekst heen moesten worstelen, en dat trok ik niet. Niet bij Pim, Frits en Ida. Dus las ik de boekjes stilletjes in mijn eentje, als ik klaar was met mijn sommen en mijn taalopdrachten. Dat mocht. Je mocht ook een tekening maken of educatieve plaatjes kijken door de viewmaster, maar ik las liever verder in Pim, Frits en Ida. Die maakten nogal eens wat mee.

In het laatste boekje, dat we in de zesde lazen, verdwaalden Pim, Frits en Ida in een grot in Valkenburg. Of misschien waren het alleen Pim en Frits, want Ida was de jongste en ook nog eens een meisje, dus die was a) natuurlijk overal bang voor en b) mocht niet alles wat de jongens mochten. In elk geval verdwaalden de jongens in een mergelgrot, met of zonder Ida. Ze moesten er dagen doorbrengen en overleefden het door water te drinken dat in druppels van een stalagtiet (haha, stalagtiet) viel.

Uiteindelijk werden ze gered. Wat niet had gehoeven, want het was het laatste deel van de reeks, dus Pim, Frits en Ida hadden best dood gekund, maar blijkbaar durfden de makers dat niet aan.

Toch is het niet dit verhaal waar ik het vaakst aan terug denk. Dat is het verhaal dat we (meen ik) in de derde lazen. In dat deel betraden Pim, Frits en Ida de tuin van een oom (buurman? vioolleraar?) van Ida. Helemaal achterin de tuin, verborgen onder klimop en onkruid, zat een deur, en als je door die deur stapte kwam je in een magische wereld terecht. Een wereld waaruit je niet zo makkelijk terugkeerde.

Ik droom nog steeds af en toe van die deur, en van wat er achter moet liggen.
Wat ik wil dat er achter ligt is in de loop der jaren nogal aan verandering onderhevig geweest, maar de deur verandert nooit. Hij is hoogstens wat meer door onkruid overwoekerd.