zaterdag 3 november 2007

Afth

Een afth is een zweertje in de mond dat tot vuilbekkerij kan leiden.

maandag 23 juli 2007

Zomergasten

Q & Q omdat dat zo spannend was, en omdat ik verliefd was op dat ene jongetje. Nee, niet die ene die later zelf filmmaker is geworden, maar die ander. Die met die krullen.

Nee, wacht. Bij nader inzien zou ik toch liever een fragment terugzien uit De vloek van Woestewolf. Met Sylvia de Leur die door een bordkartonnen decor holt. Het was heel slecht.
Hm, misschien moet ik het dan maar niet terug willen zien, bedenk ik nu…

Toppop met het optreden van Iggy Pop. Alhoewel ik eigenlijk meer benieuwd ben naar Rafaëlla Carra of Amanda Lear, een dronken Andy Gibb of dat ene liedje, hakketakke music of hoe heette het, waarbij het strapless topje van de zangeres telkens naar beneden zakte, waarna zij het weer onopvallend omhoog probeerde te trekken. Legendarisch grappig. Maar hoe die groep heette? Ik weet niet eens of het wel een groep was, eigenlijk.

O ja, en die docu over kindermishandeling – of misschien ging het daar helemaal niet over, in elk geval was er een camera opgehangen bij die mensen thuis, en dat jongetje, nou ja, dat jongetje kreeg het dus steeds voor zijn kiezen. Heel hard heb ik gehuild. Nee, hoe het heette of wie hem had gemaakt, weet ik niet. Ik geloof dat het Engels was. Maar het kan ook Nederlands zijn geweest.

Ik heb trouwens ook ooit een heel goeie docu gezien op het IDFA, over mensen die iets deden met, wat was het ook alweer, ze deden het in kleine hutjes, met vuur, daar maakten ze iets mee. Het was heel zwaar. Mooie documentaire, wel. Grizzly Man, is ook mooi trouwens.

Nee, tekenfilms heb ik niks mee.
Sport? Ook niet.
Iets met literatuur zou ik wel leuk vinden, ik weet alleen niet zo snel wat.

Twin Peaks natuurlijk. Er moet iets uit Twin Peaks bij zitten. Of beter misschien nog, Wild Palms - of is het White Palms? – het antwoord op Twin Peaks van Francis Ford Coppola, of die andere filmmaker, hoe heet ie.

O, en een film om de avond mee af te sluiten natuurlijk. Weet je wat, doe maar Songs from the Second Floor. Die wilde ik laatst nog eens huren, maar ik kon hem niet vinden. Hoef ik er ook niet meer voor naar de videotheek.

Wat het thema van mijn uitzending is? Hoezo, moet er een thema zijn dan? Het is toch gewoon terug naar je jeugd? O, dat was vroeger zo? Nou, eh, doe dan maar iets. Verwarring of zo. Of iets met identiteit, dat is altijd goed. Identiteitsdiffusie, is dat wat?

zaterdag 21 juli 2007

De amazone-indiaan

De bel gaat. Ik doe open.
`Hallo?' roep ik in het trapgat.
`Hallo,' klinkt het terug.
Ik doe een stap naar voren. `Wie is daar?'
`Ik ben het. De amazone-indiaan.'
Ik doe twee stappen naar voren. In het trapgat staat een man in een zwart pak. Op zijn rug hangt een lange zwarte staart. Hij heeft niets van een indiaan.
`Is Masha thuis?' vraagt hij.
`Die woont hier niet,' zeg ik.
`Eerst woonde ze hier wel.'
`Nou, nu niet meer. Ik woon hier al drie jaar, maar ken geen Masha.'
`O.' De amazone-indiaan lijkt even van zijn stuk gebracht. `Als je haar ziet wil je dan zeggen dat ik langs ben geweest.'
Ik knik onwillig. En dan verdwijnt hij weer. Ik kijk hem na terwijl hij tussen het winkelend publiek in mijn straat verdwijnt.

Dat was een jaar geleden. Sindsdien heeft hij nog een keer of vier aangebeld. De amazone-indiaan. En iedere keer vraagt hij naar Masha.

vrijdag 6 juli 2007

Club Propaganda


Een jaar geleden zat ik samen met een vriend in het park. Het was een klamme zomeravond en we hingen loom in het gras.
`Weet je wat een goed idee is?' vroeg de vriend.
`Nou,' zei ik lusteloos.
`Een 3voor12 voor literatuur. Een website over kleinere schrijvers, met veel recensies, interviews en dergelijke.'
Ik draaide me op mijn rug en sloot mijn ogen. `Dat bestaat toch allang.'
`Nee. Dat is het nou juist. Het bestaat niet.' Hij liet een betekenisvolle pauze vallen. `Als jij dat nou eens gaat oprichten.'
`Ik?' Ik trok één oog open en keek hem wantrouwend aan.
`Ja, jij,’ zei mijn vriend heel beslist. `Dat is goed voor je. Heb je wat afleiding.’

Ik wilde helemaal geen afleiding, ik wilde helemaal niks. Ik was aan het bekomen van een periode van ziekte, dood en scheiding. In mijn hoofd was geen ruimte voor andere zaken.
Maar de vriend bleef aandringen, zodat ik tenslotte maar iets mompelde als `Mweuh, musschien…’

Ik ging naar huis die avond en legde het idee op mijn nachtkastje.
De volgende ochtend lag het er nog. En ook de daaropvolgende weken bleef het er liggen. Misschien was het helemaal niet zo’n slecht idee.

Ik legde het voor aan een paar mensen. Die waren onmiddellijk enthousiast. Doen, zeiden ze, en wij doen mee.
`Doen' was makkelijk gezegd dan gedaan. Wat wist ik van websites? Niks. Maar zij wel, en anderen ook, en voordat ik het wist waren we met heel veel, die allemaal veel wisten en vooral heel enthousiast waren.

Ondertussen richtte ik een stichting op, opende een bankrekening en vroeg een postbus aan. Ik stelde een redactie samen, diende aanvragen voor subsidie in en legde contact met Invloedrijke Figuren uit Het Wereldje. Van het oorspronkelijke plan - een 3voor12 voor literatuur - was inmiddels niet veel over. Een cross-over tussen 3voor12, the Times Literary Supplement en Het grote Tina Vakantieboek, was nu het uitgangspunt. Er werd een pilot site gemaakt. Er kwam een comité van aanbeveling. Er werden samenwerkingsverbanden gesmeed. Er werd over gepraat.

En nu, een jaar na die avond in het park, is het dan eindelijk zo ver: wwww.clubpropaganda.nl is een feit.
Hondsmoe zijn we, maar apetrots. Het enige dat we nog kwijt willen is: join the club.

woensdag 23 mei 2007

Oud

Vriendin heeft sinds kort een veel jongere vriend. Daar blijft ze jong bij, zegt ze.
Niet zo heel lang geleden had ik ook zo’n jongere vriend. Een flink jongere vriend. Hij gebruikte uitdrukkingen die ik niet kende en hield van bandjes waar ik nog nooit van had gehoord. Tijdens onze eerste nacht samen riep hij opgetogen: `Ik was bang dat je een heel oud lichaam zou hebben, maar dat is helemaal niet zo!’
Ik geloof niet dat ik me ooit ouder heb gevoeld dan op dat moment.

zaterdag 19 mei 2007

Kaasvlinders

Ik waande me een beetje Gerbrand, op een literair uitstapje met Jan, ware het dat we niet naar een boekwinkel in een chique duindorp vertrokken, maar naar het Mediapark in Hilversum, Studio 3 om precies te zijn.
In de studio was het, zoals vrijwel altijd in radiostudio’s, althans als ik er op bezoek ben, praktisch leeg. We ontmoetten Wim de Bie en ik wilde ter plekke door hem worden geadopteerd. We hadden het over de ontsnapte zilverrug en over de kaasvlinders die ons na afloop van het programma waren beloofd. We wachtten op een telefoontje van Jans vriendin, die elk moment kon bevallen, en hoopten dat dit nog tijdens Jans verhaal zou komen, want dat zou, zo zeiden we tegen elkaar, `heel spannende radio’ opleveren.
Maar het telefoontje bleef uit.

Ik las een verhaal voor in de categorie nee-je-mag-niet-vragen-of-het-autobiografisch-is (wat uiteraard wél gebeurde…) Jan las een verhaal voor dat minstens zo autobiografisch was – ware het niet dat het over een bokser in Rusland ging, en de schrijver van het winnende verhaal, die blijkbaar ook al bekend was met het verschijnsel De Verboden Vraag zei eerst heel stellig dat haar verhaal niet waar gebeurd was en vervolgens dat het `echt zo was gegaan.’ En daarmee vatte ze het begrip `autobiografisch’ eigelijk nog het beste samen.

We speelden Raar-op, een nieuw gezelschapspel gecreëerd door Wim de Bie. Daarna kregen we de beloofde kaasvlinders en dronken we een glaasje wijn van een ziekenhuistrolley in de gang.
It felt a hell of a lot like home.

De tomtom van de schrijver van het winnende verhaal bracht ons regelrecht naar het literaire stamcafé in de binnenstad, waar de werkelijkheid achter de fictie werd besproken, maar vooral in noodtempo veel te veel werd gedronken. Thuis knipperde het voicemaillampje knus en zat de mailbox vol nieuwe groeten. Vriend R. was ook nog wakker en we deelden de eieren die we kwijt moesten. Ik dacht aan alle engelse spreekwoorden die ik kende met home erin, en trok nog een fles open.

Afijn, om een lang verhaal kort, de volgende dag brachten we dus opnieuw in de lappenmand door, er alleen even uitkomend om een onsamenhangend stukje te tikken.

Hoe doet Gerbrand dat toch?

zondag 13 mei 2007

Deur

Ik moest opeens denken aan Pim, Frits en Ida. Dat overkomt me wel vaker, hoewel niet meer zo vaak als vroeger. Ik heb mijn vrienden wel eens gevraagd of ze Pim, Frits en Ida kennen, maar dan zeggen ze: wie?

Pim, Frits en Ida dus. De helden van de boekjes die we op de lagere school klassikaal lazen. Elk jaar een deeltje.
Klassikaal lezen betekende vrijwel altijd dat we ons met het tempo van de grootste leeskneus van de klas lettergreep voor lettergreep door de tekst heen moesten worstelen, en dat trok ik niet. Niet bij Pim, Frits en Ida. Dus las ik de boekjes stilletjes in mijn eentje, als ik klaar was met mijn sommen en mijn taalopdrachten. Dat mocht. Je mocht ook een tekening maken of educatieve plaatjes kijken door de viewmaster, maar ik las liever verder in Pim, Frits en Ida. Die maakten nogal eens wat mee.

In het laatste boekje, dat we in de zesde lazen, verdwaalden Pim, Frits en Ida in een grot in Valkenburg. Of misschien waren het alleen Pim en Frits, want Ida was de jongste en ook nog eens een meisje, dus die was a) natuurlijk overal bang voor en b) mocht niet alles wat de jongens mochten. In elk geval verdwaalden de jongens in een mergelgrot, met of zonder Ida. Ze moesten er dagen doorbrengen en overleefden het door water te drinken dat in druppels van een stalagtiet (haha, stalagtiet) viel.

Uiteindelijk werden ze gered. Wat niet had gehoeven, want het was het laatste deel van de reeks, dus Pim, Frits en Ida hadden best dood gekund, maar blijkbaar durfden de makers dat niet aan.

Toch is het niet dit verhaal waar ik het vaakst aan terug denk. Dat is het verhaal dat we (meen ik) in de derde lazen. In dat deel betraden Pim, Frits en Ida de tuin van een oom (buurman? vioolleraar?) van Ida. Helemaal achterin de tuin, verborgen onder klimop en onkruid, zat een deur, en als je door die deur stapte kwam je in een magische wereld terecht. Een wereld waaruit je niet zo makkelijk terugkeerde.

Ik droom nog steeds af en toe van die deur, en van wat er achter moet liggen.
Wat ik wil dat er achter ligt is in de loop der jaren nogal aan verandering onderhevig geweest, maar de deur verandert nooit. Hij is hoogstens wat meer door onkruid overwoekerd.

donderdag 22 maart 2007

De brug

Ik was naar Istanbul vertrokken met een gebroken hart en een vriendin die een poosje in de stad had gewoond. Terwijl vriendin ouwe vrienden bezocht liep ik in mijn eentje door de stad. Mijn hoofd stond niet naar toeristische attracties. Ik bleef liever in het hotel, een sfeervol verlicht mausoleum van graniet met enorme stiltezones. Ik lag uren in bad en las Hoe lijm ik mijn gebroken hart?
Soms spraken vriendin en ik ergens in de stad af. Dan stak ik de brug over naar het Aziatische gedeelte om haar van de pont te halen. De brug stond altijd vol hengelaars. Het waren er zoveel dat ze de hele reling bezetten. Als ze hun hengel uitwierpen, en de lijn naar achteren zwierde, was ik altijd bang dat het haakje in mijn wang of in mijn oog zou blijven haken. Ik was altijd opgelucht als ik heelhuids de overkant had weten te halen.

Op een dag was ik getuige van een ruzie. Midden op de brug stond een man naast een brommer boos te gebaren naar een andere man. De andere man had een hengel bij zich en keek alsof hij het liefst ook boos had willen worden, maar het eigenlijk niet durfde. Op het moment dat hij zijn hengel had uitgeworpen, was er een brommer voorbij komen rijden, en het haakje had zich vastgezet in de achterband.
Dat leek me nog een hele prestatie, maar de man met de brommer was er niet van onder de indruk. Hij gebaarde boos naar zijn achterwiel.
Ik vond dat hij nog geluk had gehad. De vishaak was in zijn band was blijven hangen, en niet in zijn oog of in zijn wang.
Maar de man keek niet alsof hij vond dat hij geluk had.
Je kunt niemand vertellen wat hij moet voelen, dacht ik toen ik verder liep.